Inleiding
Een kapel vol symboliek deze zondagmorgen, de laatste zondag van het kerkelijk jaar.
En dat maakt het bijzonder, in meerdere opzichten.
Onze zusters en broeders van de protestantse kerken vieren deze dag “zondag Voleinding, of Eeuwigheidszondag. Zij staan stil bij hen die zij dit jaar verloren. Een betekenisvol woord dat verwijst naar voltooiing, ook onze voltooiing. Onze organisten zijn vandaag in verschillende kerken om op deze zondag te gedenken en om te dirigeren en begeleiden. Wij zijn deze zondag bijzonder met hen verbonden en zij met ons en wij zullen naar beste vermogen zonder muzikale begeleiding samen zingen.
Deze afgelopen week hebben we de kapel gereinigd en versierd. En u ziet- het was lang geleden-, we hebben het kruis omgedraaid, het mooiste dat wij in onze kapel bezitten. het is destijds door onze medebroeder- kunstenaar Jan de Kort ontworpen en het hangt hier sinds 1959. Een Grieks kruis een overwinningskruis., een kruis van hoop dat de dood niet het einde is. dat wordt gesymboliseerd door de gestileerde bloemen aan de uiteinden van de kruisbalken. Naar Jesaja: een twijg ontspruit aan een stronk… die dood lijkt! En centraal, als een verbinding tussen hemel en aarde, de figuur van Christus in een rijk koninklijk gouden gewaad. het feest van deze zondag. Een gouden mantel, majesteitelijk. Een kroon, maar tegelijk heeft de beeltenis iets kwetsbaar, deze Koning staat met wijd uitgestrekte armen. Als een gebaar van welkom. Maar ook van weerloosheid. “Komt, gezegenden van mijn Vader”…
Gaan wij in op zijn uitnodiging. Met onze grootsheid, maar vaak ook onze kleinheid of machteloosheid.
En Toch… wordt het Evangelie van deze dag in onze handen gelegd…Wordt Christus in onze handen gelegd. Mogen wij in grote dankbaarheid vieren, in Woord en sacrament, deze laatste zondag van het kerkelijk jaar.
Overweging
Ik koester een droom
dat de mensen op een dag
zullen opstaan en zullen inzien
dat ze geschapen zijn
om als broeders en zusters samen te leven
Ik koester de droom
dat op een dag
de rechtvaardigheid neer zal stromen
als water
en de rechtschapenheid
zal bloeien
als een machtige stroom
Ik koester de droom
dat in alle wetgevende lichamen
van onze staten
en in al onze gemeenteraden
mensen zullen worden gekozen
die rechtvaardig handelen
de barmhartigheid liefhebben
en nederig de wegen
van God bewandelen.
Ik koester de droom
dat op een dag
de oorlogen ten einde zullen zijn
dat de zwaarden worden omgesmeed
tot ploegscharen
en de speren
tot snoeimessen
dat niemand meer aan oorlog zal denken.
ik koester de droom
dat we met dit geloof
in staat zullen zijn
om de raadszittingen der wanhoop
te verdagen
en nieuw licht brengen
in de duistere kamers
van het pessimisme.
Met dit geloof
zullen we de dag verhaasten
waarop er vrede op aarde zal heersen
en goede wil tegenover de mensen.
Het zal een glorierijke dag zijn
de morgensterren
zullen tezamen zingen
en de zonen Gods
zullen kreten van vreugde slaken
Ik koester een droom.
Dominee Martin Luther King, 1963. 60 jaar geleden. Maar zijn stem reikt tot vandaag. De droom die we nu herhalen op de derde dag van het bestand Israël- Gaza, met de uitdrukkelijke belofte om gijzelaars en gevangenen vrij te laten, hulpgoederen te brengen naar de gebombardeerde gebieden, om wonden te verbinden, dorstigen te laven, doden te begraven en kinderen goede voeding te geven, afleiding, spel.
Woorden van hoop ook, vanwege ons politieke landschap, waar groepen mensen zich onzeker voelen en bang te worden uitgesloten, onwelkom te zijn.
De lezing uit de profeet Ezechiël, door wie God spreekt, is bijna fysiek te voelen, en je ziet het voor je, hoe de Eeuwige wat is verdwaald, vermist, verstrooid, tegen zijn/ haar hart heeft gelegd.in onvoorwaardelijke zorg en liefde. Zoals de herder voor zijn schapen zorgt die weerloos zijn tegenover hun prooi. Zo goed is God.
In het Evangelie klinken opnieuw de werken van barmhartigheid. Vandaag heel radicaal en zwart- wit. Het komt erop aan er werk van te maken, ons te doen buigen over onszelf: hoe staat het er met ons voor. Hoe hebben wij Jezus dit jaar leren kennen, in zijn zorg en liefde, zonder aanziens des persoons. Jezus zegt vandaag niet: je zult. Dat zul jij ook doen, maar: Maar: IK had honger, Ik had dorst… Ik was vreemdeling. Hij vereenzelvigt zich met hen die zorg behoeven, arm zijn, het moeilijk hebben.
Omzien naar elkaar, hoe vaak we ook de fout ingaan, misschien onachtzaam zijn… is: omzien naar Hém. Die er ons mee helpt. Die in onze handen wordt gelegd.
De Koning Christus op het prachtige en kostbare kruis hier boven het altaar is zelf arm geworden, weerloos. Maar het kruis werd teken van hoop, kracht, moed voor velen; wórdt teken van hoop, en toekomst.
Zijn vraag is: wie ben Ik voor U, voor jou. Welke plaats neem ik in in jouw leven
Totdat Hij wederkomt
Bij de inauguratie van president Biden stond achter een lezenaar een jonge, zwarte, krachtige vrouw, Amanda Gorman, een “sproken word” artiest. Zij sprak het gedicht: The hill we climb, Misschien weet u het nog! Haar stem klonk bijna 60 jaar na die van Ds King. En even welluidend! Daaruit een kort citaat:
De Bijbel leert ons dat iedereen
onder zijn eigen wijnstok of vijgenboom moet zitten
Zodat niemand hem nog bang kan maken
Als we voldoen aan de eisen van onze tijd
Wordt de zege niet gebracht door het zwaard
Maar door alle bruggen die we hebben geslagen
Ik koester een droom…
Amen
Auteur: admin
Het kerkelijk jaar loopt op zijn eind. En dus zijn we ook bijna aan het eind van het Evangelie van Mattheus, het evangelie dat ons door dit jaar heeft geleid. Het boek is bijna uit, we zijn bij hoofdstuk 25 en er volgen nog maar drie. De slotwoorden van Jezus zijn allemaal verhalen en parabels over het einde van zijn leven maar ook van de hele menselijke geschiedenis. Kennelijk houdt hem dat al bezig. Jezus’ laatste woorden, vlak voor zijn lijden uitgesproken, zijn woorden die oproepen tot waakzaamheid omdat niemand weet wanneer en hoe dat einde zal zijn. De parabel die we zojuist hoorden is voor de meesten van ons bekend als de parabel van de wijze en dwaze maagden. We lazen zojuist al een modernere vertaling. Het woord maagd is plechtig, net zoals de woorden dwaas en wijs. Het citaat uit het boek Wijsheid dat we hoorden bevestigt dit beeld. Gelukkig kunnen we het woord ‘wijs’ ook vervangen door een beter woord dat bovendien nog Hebreeuws is; goochem.
Het is wat in waarde gedevalueerd maar het heeft het oorspronkelijke karakter van het Hebreeuwse chakom goed bewaard. Het is een woord dat met het handelen hier en nu te maken heeft. De wijze maagden, of liever gewoon meisjes of vrouwen, in onze parabel zijn geen vroom voortschrijdende prinsesjes maar gewoon, om het maar eigentijds te zeggen, gewoon goocheme meiden. Vrouwen die doen wat er gedaan moet worden. En zeg nou niet; ‘wat zielig voor die anderen die niet naar binnen mochten’. Het is een parabel en dan moet er duidelijk gesproken worden. In veel commentaren wordt de parabel van vandaag en ook die van de komende weken uitgelegd als een oproep tot waakzaamheid als de Heer bij zijn laatste oordeel komt. Veel mensen denken dan…. dat maak ik niet meer mee.
Maar het zou wel eens dichterbij kunnen zijn dan wij denken. Als iemand zijn of haar stem niet verheft, kiest hij of zij voor een voortbestaan van alles zoals het altijd is geweest. Wij gelovigen hebben echter een roeping om op te komen voor recht en vrede, omdat, zoals het zo mooi gezegd wordt in het boek Exodus, er één is die zeker niet slaapt. Die Ene die niet slaapt, dat is die Ene die aan Mozes zijn naam bekend maakt; Ik zal er zijn. Mensen die wakker in hun tijd stonden waren de profeten die uitzagen naar een nieuwe wereld. Wachter, hoever is de nacht, roept Jesaja smekend uit. Een profeet ziet uit naar Gods nieuwe toekomst. Hij staat open voor vernieuwing. Hij wekt zijn hoorders op waakzaam te zijn. En we weten maar al te goed dat dat niet altijd lukt. Jesaja zegt; “De rechtvaardige komt om en er is niemand die zich er iets van aantrekt”. Liever dromen de mensen weg, ze hebben de sluimering lief.” In het hele evangelie van Mattheus gaat het om de komst van het Rijk van God. Hoewel dat ‘rijk der hemelen’ heet komt het niet uit de lucht vallen, maar vraagt actie, dynamiek. God heeft, wil dat Koninkrijk komen, wakkere mensen, een wakkere kerk nodig. En, als er over de laatste dingen gesproken wordt in het evangelie is het alleen maar om ons eraan te herinneren dat het uiteindelijk slagen van Gods schepping afhangt van onze benutting van de kansen hier en nu. Van onze keuze hangt het af of de Heer ons onder de rechtvaardigen kan rangschikken of niet. Het evangelie van vandaag verteld ons twee dingen. Ten eerste dat we ons aan het voorbereiden zijn op iets leuks: het einde waar wij op wachten is niets droevigs maar een bruiloft feest. Ons leven is één grote voorbereiding op een feest, toch gezellig. Het tweed punt is dat de beste voorbereiding voor het feest de nuchtere waakzaamheid is, hier en nu. Je zult olie in je lampje moeten hebben, je zult wakker moeten zijn en actief, al je dagen. Gesuft wordt er genoeg, in het klein en in het groot. Hoeveel mensen aarzelen niet iets te ondernemen waarvan ze eigenlijk overtuigd zijn dat het nodig is. Hoeveel komen niet tot een besluit en wachten maar af of een ander het misschien zal doen. Joodse rabbijnen leren ons: ‘het is niet erg als we bij wat we doen fouten maken, het enige wat echt hopeloos is, is als niets doen’. De Messias is verschenen, we hebben de Bergrede gehoord. Via Willibrord, Bonifatius, Liudger en al die andere verkondigers, we hebben ze in de afgelopen week allemaal weer herdacht, is de boodschap van Jezus ook tot onze streken doorgedrongen en zo zijn ook wij opgeroepen zijn woord serieus te nemen, te horen en te doen en wakker te zijn in deze tijd. Tot slot; Jezus heeft ons allemaal nodig. Als we hem goed verstaan komen we tot het besef dat alle hens aan dek nodig zijn: wij allemaal. Zolang er zoveel spanningen in de wereld zijn, klinkt het steeds duidelijker tot ieder van ons; kom in actie. En als het goed is komen we dan tot het besef; Ja, ik ben nodig, ik moet iets doen. En als ik het niet doe, wie dan wel? En als ik het niet nu doe, wanneer dan wel? Van Maarten Luther is bekend dat iemand hem vroeg; Wat zou je doen als je wist dan morgen de wereld zou vergaan? Hij antwoordde: “ik zou vandaag nog een appelboompje planten”.
Over een paar weken zijn ze er weer. De verkiezingen voor de leden van de tweede kamer. Met bijkomstigheid dat er ook een nieuwe premier zal komen. De afgelopen weken hebben we het ene verkiezingsprogramma na het andere gekregen en wellicht ook allemaal gelezen. Wanneer je het ene programma leest, krijg je de tranen in je ogen door de onechtheid van het geheel. Vooraf weet je al dat er van de plannen niets terecht zal komen. Maar er zijn ook programma’s die wat realiteitszin hebben. Zij zijn gericht op de samenleving en de problemen daarbinnen.
Ik zal u geen stemadvies geven, zoals vroeger wel gebeurde vanaf de kansel. Ieder heeft een eigen geweten en verantwoordelijkheid in deze. Sommigen hebben de gave en de verantwoordelijkheid als leider van het geheel. En leiders zijn overal nodig; in een voetbalclub, in een bedrijf, in de economie, in een klas kinderen, in de klimaatsverandering, in oorlog en vrede.
In de drie lezingen die we gehoord hebben, hoorden we van Maleachi dat er leiders zijn die regeren vanuit een angstcultuur. Daar hebben we allemaal van gehoord bij grensoverschrijdend gedrag. Paulus gaat niet uit van een dictatuur, maar van een empathische leider: zachtzinnig als een moeder voor haar kind. En Jezus spreekt over de plaats die leiders graag willen bekleden. Te vaak.
Als ik ze alle drie bij elkaar wil brengen, zie ik leiders die zich verantwoordelijk voelen voor hun mensen. Zij gaan uit van de mens zelf, niet van het product dat ze nastreven. Niet de leiders komen op de eerste plaats, maar de mensen aan de basis. Leiders zijn dienaren. Door dienstbaar te zijn neem je de leiding op je. Je zorgt er voor dat jouw mensen kunnen werken. Ze gaan uit van en voorwaarden scheppend handelen.
De leiders die Jezus voor ogen heeft, zijn invoelend en zachtzinnig. Helder en duidelijk, zoals de grote koning. En uiteindelijk zijn ze eerlijk en trouw. Ze zijn zoals ze zich voordoen. Niet hoger of lager, maar naast elkaar. Samen werken aan je gemeenschap, waar er één de leiding heeft, maar wel in contact en via de basis. We kunnen spreken van de dienst van de leiding.
Maar dat is allemaal vanuit mensen geredeneerd. Jezus verkondigt de leiding van God. Je moet je geen rabbi laten noemen. Er is maar één meester. Er is maar één God. Je moet je geen vader laten noemen; er is maar één vader. De leiding van de wereld ligt in Gods hand. En daar waar God regeert, regeert de liefde. Dat is wat wij mensen te doen hebben: het werken aan het rijk van God, werkend aan de liefde tussen mensen. Geen hoog/laag structuur, maar een samenwerking van ieder die zich door God geroepen weet.
Leiders die voorwaarden scheppend handelen zijn direct te kennen. Ze staan midden tussen de mensen aan de basis. Hun taak is er voor te zorgen dat op de werkvloer menselijke, en daarmee, liefdevolle relaties ontstaan. Wat dan liefde is, hebben we vorige week gehoord. Zorgen voor de ander. Je niet mooier willen voordoen. Geen valse verwachtingen, geen nutteloze zaken. Een invoelende leider zal voor zijn mensen opkomen, in ziekte en bij tegenslag. Mensen die zo hun werk kunnen doen, hun actie kunnen voeren, hun spel kunnen spelen.
Wanneer we over een paar weken een keuze moeten maken uit de vele, vele partijen die een woordje mee willen spreken, zal dat niet eenvoudig zijn. Het verschil tussen sommige partijen is levensgroot. In dialoog en verbondenheid, in gesprekken en debatten, in propaganda en programma’s kunnen we meer te weten komen over de achtergronden van de toekomstige leiders van Nederland. Laten we bidden en hopen dat zij en wij de juiste koers kunnen volgen. In vertrouwen op de leiders van ons land.
Inleiding
U bent van harte welkom deze zondagmorgen. De wintertijd is ingegaan, en dat gaf ons een iets langere nacht.
We gaan op weg naar de laatste zondagen van het kerkelijk jaar. De schriftteksten van deze zondagen zijn zo gekozen, dat ze ons aan het denken zetten over ons eigen leven en geloof, ons omgaan met elkaar, wie hij of zij ook is en ons handelen.
Vandaag heel nadrukkelijk met hen die onze zorg en aandacht vragen: de vreemdeling, de weduwe, en de wees. In onze tijd: zij die zich eenzaam voelen of weinig te makken hebben.
Fons en ik keken naar de afbeelding op uw boekje. Aquarellen van de theologe Marjet de Jong. Ze zijn vaak prachtig, soms heel duidelijk en soms staar je ernaar en zeg je: wat bedoelt zij nu juist met deze afbeelding. De vrouw met plunjezak en koffer, waar komt zij vandaan? Zij kijkt naar de man vóór zich…Maar deze op zijn beurt lijkt naar beneden te kijken. En ziet?…..Een afbeelding om lang bij stil te staan. En om straks het boekje mee naar huis te nemen!!
Laten wij met aandacht luisteren naar de woorden uit de Bijbel. Misschien helpen zij ons te verstaan.
Overweging
Ze was op het journaal. Haar foto stond in de krant. Kort haar , gegroefd gezicht. Haar dochter tolkte voor de journalisten. Ze deed haar verhaal. De vrijgelaten gijzelaar van Hamas. 85 jaar. “Ontvoerd op een brommer. Geslagen” zei ze, tot ze in de tunnels waren. Daar werd ze goed verzorgd en gevoed. In dezelfde krant stond een foto, waar ze haar bevrijder, een Hamas strijder in de ogen keek en een hand gaf. Wat een kracht!!
In een boek van de Frans- Joodse rabbijn Marc- Alain Ouaknin las ik de zin:
De mens is verantwoordelijk voor de wereldgeschiedenis. En in het hoofdstukje dat daarop volgt:
Kijk naar het vonkje licht in de ogen van de ander. Als je de ander werkelijk ontmoet, zegt hij, zie je plots in die ogen een vonkje licht en dat weerspiegelt het vonkje in je eigen ogen. Het is een symbool uit de kabbala, een mystieke stroming. Het voert te ver om hier nu verder op in te gaan en ook de juiste kennis ontbreekt mij. Maar de gedachte is kort gezegd, dat toen God zich uit de wereld terugtrok- en de mens zijn verantwoordelijkheid gaf- er over de aarde vonken licht verspreid lagen tussen de mensen; vonken God.
Als deze vonkjes naar elkaar op zoek gaan, licht op zoek naar licht, dan begrijpt u, begrijp ik, wat onze levenstaak is.
We lazen uit het 22ste hoofdstuk van het boek Exodus, dat boek van uittocht en bevrijding… dat meteen de kern is van héél de Bijbel.
Enkele hoofdstukken ervóór kreeg het volk in ballingschap richtlijnen voor het leven in een vrij land.
Vandaag horen we woorden:
het recht van de vreemdeling
het lot van weduwen en wezen
het leven van geld en goed aan mensen in nood.
Een heikel punt. Zeker voor de verkiezingen. Een punt, met name asiel en migratie dat partijen en groepen sterk verdeelt.
De vreemdeling in bijbelse tijd, de “ger” in het Hebreeuws, sloeg op mensen die niet in Israël geboren waren maar er woonden en werkten, gesetteld waren. Vaak achtergesteld en niet goed behandeld… hoe actueel.
Bij alle drie de groepen gaat het om de sociale gerechtigheid. En ik denk: méér dan dit “gebod” om humaniteit, medemenselijkheid. De kwetsbaarheid van de medemens, die ook de onze is. Tientallen malen komt het voor in de bijbel, deze opdracht tot gerechtigheid. want: ook jij was vreemdeling in Egypte, zegt de Eeuwige bij monde van Mozes.
“Ger” betekent ook Bijwoner… en ons woord parochiaan is daaraan verwant. Ook wij, u en ik, zijn bijwoners, zijn hier tijdelijk. En alleen- voor onszelf- zijn wij niets. In de ontmoeting met de ander en de Ander, met een hoofdletter, krijgt ons leven kleur en zin.
Een “uitstapje” over zo’n ontmoeting:
Ik zat op een bankje, vlak bij een fontein, toen een man, zestig, schatte ik, naast mij kwam zitten. Ik had hem al in het park stevig heen en weer zien lopen. Hij wekte onmiddellijk mijn nieuwsgierigheid op. Wat had mij in hem getroffen? Zijn edele tred, de sereniteit van zijn blik. Die je opving, zelfs als je niet naar hem keek. Of zijn welwillende glimlach, die zijn gezicht deed stralen? Misschien dat alles. Maar zijn werkelijke geheim school in zijn oren. reusachtige oren, gemaakt voor een royale AANDACHT voor passanten, de natuur, voor woorden. Hij kwam stil bij mij zitten groette met een handgebaar en deed zijn ogen dicht: Zonder zich naar mij te keren vroeg hij: “wat leest u daar, jongeman”.
En de jonge man, Ouaknin schrijft:
we noemden elkaars naam niet, maar onze vriendschap duurde jaren. Hij werd mijn Meester. Hij leerde mij luisteren: wat is een woord anders, zei hij, dan een liefdesgeschiedenis? De man was een bekend filosoof.
Een groot open oor, open oog en open hart. Het Evangelie dat we mochten horen bevat maar enkele regels. Een groepering, kerkelijke leiders, probeert Jezus te strikken. En ik kan mij voorstellen hoe ze na zijn antwoord met een mond vol tanden stonden bij Jezus’ antwoord: “Je zult de Heer je God beminnen, met geheel je hart, geheel je ziel en geheel je verstand. En gelijkwaardig daaraan: de naaste als jezelf. Dát is Wet en Profeten!
Als u kijkt naar de afbeelding op uw boekje en het beeldje hier op het altaar (twee figuurtjes die elkaar aandachtig in de ogen kijken) dan weet u en dan weet ik waar het te diepste om gaat. dat vonkje licht in de ogen van de ander. Elk streepje aandacht kan ons leven nieuwe richting geven, zoals de filosoof op het bankje.
Donderdag ontving ik, ontvingen wij een bericht van overlijden. Een zeer wijze mens, met een groot pastoraal hart voor velen is gestorven. Ik dank hem voor zijn leven en de ontmoetingen! Zijn overlijden is niet onverwacht, maar dat maken schrik en verdriet niet minder groot. In een korte levensbeschrijving op de kaart stond een uitspraak die hem kenmerkte:
De grootste gave in zijn leven was, zei hij, dat hij van zijn connecties leerde, hoe het Leven (met een hoofdletter) in elkaar zit: het delen van liefde en pijn; verdriet en vreugde. Is dat niet precies wat Jezus ons vandaag zegt?
De eerste vraag die bij je op kan komen als je dit evangelie leest is: als we lezen over de wijnbouwers, de pachters, bedoelt Jezus dan met de pachters het hele joodse volk? En wordt hier dan het hele joodse volk verworpen om alle moord en doodslag van een aantal mensen? Nee, maar we moeten het wel goed lezen. We moeten ons niet laten leiden door onze normen. Wij vinden al snel dat er recht moet geschieden, dat er vergelding plaats moet hebben. Want als je nagaat wat die landeigenaar allemaal voor zijn wijngaard heeft gedaan, dan moet je wel zeggen: hij had er toch echt niet meer voor kunnen doen. Hij heeft de wijngaard aangelegd, er een omheining omheen gezet er een wachttoren in gebouwd om diefstal te voorkomen, en er een speciale perskuip in gezet om de oogst van de druiven al op het land te kunnen persen. Meer had hij toch niet kunnen doen. En toch heeft hij van de wijnbouwers die zijn wijngaard bewerken niets dan ellende gehad. Want toen het tijd werd om te oogsten, dat moet ongeveer in deze tijd van het jaar zijn geweest, toen hij zijn mensen naar de berghellingen stuurde om die goede wijn in ontvangst te nemen werden ze mishandeld, gegeseld, ja zelfs gedood. En dat gebeurde ook toen hij voor de tweede keer dienaars stuurde. Dat gebeurde zelfs met zijn eigen zoon die uit de wijngaard werd gezet en vermoord. Als je dit alles hoort is onze norm: hij zal dat die mensen wel radicaal vergelden. En dat is ook het antwoord van zijn toehoorders wanneer Jezus vraagt wat er met die wijnbouwers moet gebeuren. De landheer zal hen wel een ellendige dood doen sterven. Maar dat gebeurt niet. Voor ons is nu duidelijk wat hier gezegd wordt. God heeft letterlijk alles voor zijn volk gedaan. En nu stelt dat volk Hem behoorlijk teleur. Maar Hij neemt geen wraak. Hij vergeldt het hun niet. Nee, Hij stuurt opnieuw zijn eigen Zoon, door Hem te doen verrijzen. Hij maakt Hem zelfs tot de hoeksteen waarop zijn volk kan steunen. Hij verwerpt het volk niet Hij maakt duidelijk dat alle volkeren God ter gaan. Op last van de Heer is dat gebeurd. En het is wonderbaar in onze ogen. Jezus is niet de stukgelopen held, de vruchteloze verdediger van de armen, van de kleinen en de machtelozen. Hij mag dan ter dood zijn gebracht op aandringen van hen die het volk moesten leiden, maar God heeft Hem uit de dood doen opstaan. Dan wordt het leven en de liefde die Hij uitstraalt een deel van het leven van zijn leerlingen. Zij gaan zich spiegelen aan de houding van Jezus. Zij gaan inzien dat wraak en vergelding alleen maar meer ellende te weeg brengen. De houding van Jezus is het beeld van de zorg en de toewijding van de wijngaardenier. De zorg en de toewijding waarmee God de wereld en wat er op leeft, dus ook wij mensen, heeft geschapen. Als wij onze behoefte aan wraak en vergelding niet langer projecteren op God maar leren van het voorbeeld van Jezus, de wijngaardenier, kunnen ook wij misschien wat afstand nemen van het maar ongenuanceerd een ander laten boeten, dan kunnen we misschien eens een keer afzien van vergelding en wraak. Dan wordt door ons niet meer uitgekeken naar vernedering van de machtigen. Natuurlijk vreet het aan ons om te moeten toezien hoe weerloze mensen de dupe worden van oorlog en geweld, hoe kinderen als soldaten worden ingezet, hoe bevolkingsgroepen elkaar op de meest verschrikkelijke manieren soms uitmoorden en ga zo nog maar door. Ieder van ons kan hier nog een rijtje ellende aan toevoegen. Als we dat bereiken, dan kan ook de droom geloofwaardig worden dat er iets met ons kan gebeuren, dat we geen wraakgevoelens meer hebben, maar dat de liefde in ons echt een plaats krijgt. Dan mogen we ook hopen dat de vrede van God, een begrip dat alle begrip te boven gaat, dat die vrede in ons geboren wordt. Dan lukt het soms dat we inderdaad bidden dat de liefde in ons zal opbloeien of tot leven komen Dan worden we zelf anders en zullen we ook anders naar de wereld kijken. Dan hebben we ook geen behoefte meer aan een God die wraak neemt.
Dan kunnen we echt gaan genieten van de goede wijn uit de wijngaard van de Heer.
In de joodse en christelijke traditie is het een oud gegeven dat wat de Bijbel over God vertelt, ook heel veel zegt over onze eigen roeping en onze menselijke opdracht. Wanneer bijvoorbeeld van God verteld wordt dat Hij barmhartig en genadig is, houdt dat in dat ook wij Hem daarin mogen volgen.
Het is onze taak om aan Gods goedheid telkens een menselijke gestalte te geven. God vergeeft, wij worden uitgenodigd op onze beurt te vergeven. Dat besef komen we voortdurend tegen in de woorden van Jezus; Wees barmhartig zoals de hemelse Vader barmhartig is. Dat brengt ons bij de vraag van Petrus die we zojuist in het evangelie hoorden. Hoe vaak moet ik mijn naaste vergeven? Tot zevenmaal? Dat is toch al heel wat, vindt u niet? Petrus lijkt het tenminste voldoende te vinden.
Maar Jezus wijst hem erop dat de maatstaven in het Koninkrijk anders zijn. Daar wordt niet geteld.
Niet zeven keer, maar tot zeventig maal zeven keer. In eerste instantie zullen velen van u zeggen; dat is een boeiende gedachte, een groot ideaal. Maar toch ligt hier ook een grote mogelijkheid. Zeven maal zeventig maal, kan dat zomaar? Er kunnen in een mensenleven dingen gebeurd zijn die zo erg zijn dat vergeven gewoonweg niet kan. Iemand die als kind, maar ook als volwassene misbruikt, vernederd of ontkend is en daar levenslang de kwalijke gevolgen van ondervindt, is niet geholpen met het advies: je moet het maar vergeven. Dat zou niet alleen een ontkenning zijn van wat er gebeurd is, maar ook van de persoon zelf. Woede, agressie en boosheid hebben dan recht op bestaan. We mogen slachtoffers niet opzadelen met een verkeerde oproep om te vergeven. Er gebeurt soms kwaad dat te groot is om binnen één mensenleven verzoend te kunnen worden. Denk bij voorbeeld aan ouders van wie een kind vermoord of ontvoerd is. Maar ook aan wat verschillende volkeren elkaar aandoen. En je hoort dan ook opmerkingen als; ik kan niet vergeven, mijn hele leven is geruïneerd. Maar ik bid dat ik zo ver mag komen dat ik hem of haar niet langer blijf haten en vervloeken. Een dergelijke houding is indrukwekkend en laat tegelijkertijd zien dat vergeven niet zomaar voor de hand ligt. Moeten we de woorden vergeven en verzoening dan maar vergeten. Nee, in geen geval, we zouden ons er een slechte dienst mee bewijzen. En we zouden ontkennen wat toch tot de kernpunten van ons geloof hoort; dat wij, mensen, leven dankzij genade. We weten maar al te goed dat kwaad met kwaad vergelden onze wereld geen stap verder brengt. Wraak nemen maakt de ellende alleen maar groter. Vergeven, tot zeventig maal zeven maal. We hoeven dat niet zo ver van huis te zoeken. Niemand van ons kan verder als hij of zij niet kan rekenen op de mildheid en het geduld van de ander. Geen enkele relatie houdt stand als er geen volwassen mededogen is voor elkaars zwakke kanten. Met alleen maar op je strepen staan redt je het niet, in geen enkele relatie. Zonder begrip en vergeving van anderen heb je geen levenskansen. Je zou nergens blijven als er niet een paar mensen om je heen zijn die je niet vastpinnen op je tekorten, die ondanks alles in je blijven geloven. Echte vergeving is niet goedkoop. Ook niet halfzacht. Er zal bewust om gevraagd moeten worden. Het betekent ook niet: zand erover, vergeten de zaak en we gaan gewoon verder alsof er niets is gebeurd. Iemand die mij vergeeft zegt als het ware tegen mij; Je hebt meer in je dan je nu van jezelf hebt laten zien. Het betekent dat je niet wordt vastgenageld op je zwakke kant, maar dat er een nieuw beroep wordt gedaan op het goede in je. Dat is bevrijdend, dat opent toekomst. Er wordt dan niets gladgestreken of goedgepraat, maar er ontstaat een nieuw perspectief. Of zoals Jezus de overspelige vrouw wegzendt met de woorden; ga heen en zondig niet meer. Nogmaals, er wordt bij vergeven niets ongedaan gemaakt of weggemoffeld, want de schuldige blijft verantwoordelijk voor wat hij verkeerd heeft gedaan. Dat kan niet op een ander worden afgeschoven. Ook niet op God.
Vergeving wol daarom ook niet zeggen dat je schuldgevoel met een pennenstreek is uitgewist. Dat kan niet en dat mag niet. Geloven in het mysterie van Gods barmhartigheid betekent niet dat je schuld wordt ontkend, maar wel dat je aan je schuldgevoel niet stuk hoeft te gaan. Dat kan een startpunt zijn voor een nieuw besef van verantwoordelijkheid. Zeventig maal zeven maal. Dat is geen keiharde eis, geen onverbiddelijk gebod. Met dit woord wil Jezus ons richting wijzen.
Het is geen recept, maar het schetst een mentaliteit, een grondhouding. Het houdt iets bij ons wakker. Al is het alleen maar de gedachte dat haten en wraak nemen ook iets stukmaken bij onszelf.
Want haat maakt verbitterd. De inmiddels overleden zuid afrikaanse dominee Beijers Naudé, die jarenlang door zijn eigen kerk is vernederd en gekleineerd heeft ooit tegen zijn vrouw gezegd; Als je merkt dat ik verbitterd raak, moet je me dat zeggen. Als je jezelf opsluit in je haat, wordt je een tweede keer slachtoffer. Vergeven en vergeven worden, het is een ongelooflijk kostbare mogelijkheid die ons gegeven wordt. Het is de enige uitweg uit de kringloop van kwaad met kwaad vergelden. Zonder die opening blijven we altijd gevangenen van ons verleden. Als we niet proberen recht te zetten wat verkeerd is geweest, blijven we mensen met alleen maar een verleden, zonder toekomst. Vergeving voorkomt dat wat gebeurd is ons innerlijk gaan verharden en verzieken. Vergeving schept de mogelijkheid toe te groeien naar iets nieuws. Dat vraagt veel, van beide kanten. Het is een lange weg. Langer en moeizamer dan we vaak denken. Maar de moeite waard om te gaan. Tot zeventig maal zeven keer wordt ons gevraagd aan die beweging mee te doen. Ook al zal het ons niet iedere dag lukken. Een mens kan niet alles. En toch weten we diep in ons hart; zonder barmhartigheid blijft het een puinhoop. Zonder genade blijft alles bij het oude.
Laatst zat ik te praten met een jonge man, over werk, sollicitatie, werkloosheid, personeelstekort. Het waren woorden van deze tijd. En we kunnen ze aanvullen met woorden als assessment, psychologische testen, ceo, management. En ga zo maar door.
Ik vergeleek het al gauw met de situatie, zo’n veertig jaar geleden. Je zat dan gezamenlijk met vier of vijf vertegenwoordigers van de school rond de tafel. Er werden cases voorgelegd en er werd gekeken naar hoe je reageerde. Zo werd je beoordeeld als de nieuwe schoolleider, passend in het team.
Veel situaties zijn hetzelfde gebleven. Het gaat tenslotte om mensen die passen in het beleid en de visie van de werkgever. Voor een treinmachinist kijk je naar andere vaardigheden als voor een secretaresse van een bouwbedrijf. In mijn geval zochten we leerkrachten die mee kunnen gaan in het voortgangsproces van teamleden en van leerlingen. Over een paar weken zal het duidelijk worden. Het land gaat nieuwe leiders krijgen, jonger? Meer ervaren? Of juist niet. Populair of populistisch?
Ook Jezus stond voor een schier onmogelijke taak. Hij moet een opvolger gaan zoeken. Iemand die het ‘rijk van God’ zal verkondigen, op de manier zoals Jezus dat doet. En de leerlingen noemen een aantal namen. Die zouden zeker geschikt zijn als voorbeelden. Johannes de Doper vanwege zijn charisma. Hij zal de verkondiging als een heel dringende zaak verkondigen. Hij maakt het zichtbaar en tastbaar in zijn dopen in de rivier. Maar er worden meer kandidaten genoemd door de mensen. Wat denken we van Elia, de grote profeet, die samen met Mozes op de berg verscheen. Maar samen zijn ze wellicht te wettisch, te weinig bevlogen. Hij zal zeker een vurig pleidooi houden, maar misschien ook te lang geleden. Nog een profeet wordt genoemd als opvolger en plaatsvervanger. Jeremia, zoon uit een priestergeslacht. Wellicht is ook hij meer van de regel dan van wat Jezus voor ogen heeft.
En Jezus blijft dan hangen bij zijn altijd wat weerbarstige leerling. Emotioneel, direct handelend. En Petrus stelt voor: Jezus zelf, zoon van de levende God. En Jezus kaatst de bal terug. Petrus zal hem opvolgen als leider van de kerk van Christus. Petrus krijgt de sleutels in handen, hij kan bepalen wanneer de hemel open en dicht gaat. Hij kan de richting en de richtingwijzers neerzetten.
Maar wat heeft Petrus wel en de anderen niet. Petrus, altijd een beetje tegen de draad in. Meestal net iets vuriger dan zijn medeleerlingen. Meestal net iets te snel met reageren. In het hele evangelie komen we Petrus tegen als een trouwe en eerlijke dienaar. Alhoewel, Petrus vlucht ook weg aan het eind van het verhaal, ook hij houdt de trouw niet vol. Petrus zou tijdens het Laatste Avondmaal dit over zichzelf gezegd kunnen hebben:
Ik ben een haantje de voorste, dat weet ik wel,
maar als we willen dat de zaak vooruit gaat,
dan moet er toch iemand de leiding nemen ?
Jezus moet toch weten hoe betrouwbaar ik ben,
hoeveel ik van Hem houdt ?
Zo herkent iedereen wel een stukje van zijn of haar leven in het verhaal van Petrus, als bouwer van de kerk. En wat wordt er dan wel van hem verwacht? Geen grote paleizen en kastelen, geen wetboek van strafrecht, geen rechtbank, geen regels en wetten. Maar een menselijk gezicht van de kerk, de geloofsgemeenschap. En dan gaat het over mensen die zoeken naar geluk, zoeken naar zin in en van leven. En die zoektocht naar geluk is niet passief wachten tot iets gebeurt. Nee, de zoektocht naar geluk is een weg te gaan, met steeds nieuwe horizonten, nieuwe wegen en paden.
Zo zal de kerk, als gemeenschap een nieuwe weg in moeten gaan, na alle rampen en gebeurtenissen van de laatste eeuw. Hoe gaan we daar mee om? Is er een theorie die erachter zit? Is het een zuiver klimatologische kwestie? Gaat het om menselijk ingrijpen? Vragen en vragen waarop geen antwoord te geven valt. Soms zien we een richting, soms ontstaat een visie. Maar helder is het niet. Als kerk, als gemeenschap kunnen we samen spreken over deze zaken, kunnen we handelen vanwege deze zaken. Dat lijkt theoretisch, maar kan gemakkelijk vertaald worden in de dingen van iedere dag. Ook wij, als christenen, hebben een visie op klimaat en milieu; ook wij, als christenen, hebben een visie over leiderschap en omgang met mensen.
Zo kunnen we meebouwen aan het rijk van Christus, waar Johannes de Doper, Elia, Jeremia en Jezus de fundamenten voor hebben neergelegd. Wij kunnen hen navolgen.