Inleiding

Heel hartelijk welkom aan u allen. Natuurlijk aan onze vaste kapelgasten. Vandaag wil ik heel in het bijzonder onze gasten uit het Westland, die dit weekend in onze boerderij verblijven,
welkom heten.

Het is de derde zondag van Pasen. Ook vandaag staat een verschijningsverhaal centraal. De vreugde om Pasen, de vreugde dat de dood niet het laatste woord heeft, wordt in de lezing uit de handelingen van de apostelen misschien wel wat getemperd. De apostelen ondervinden veel tegenwerking. De evangelielezing is misschien ook wel wat verwarrend. Het is een lezing waar je rustig een heel weekend bij stil kan staan.

Ondanks de tegenwerking, staan de apostelen vierkant voor de zaak van Jezus. Wat is dan uiteindelijk hun drijfveer? Wat zorgt ervoor dat ze niet te stuiten zijn? Wat kunnen wij van de apostelen leren? Ik wens ons een inspirerende viering. 

Overweging

In het onderwijs wordt vaak gebruik gemaakt van een handboek en een werkboek. Een handboek met de basisinformatie. Een werkboek om te oefenen hoe de basisinformatie in de praktijk kan worden toegepast. Zo zou je misschien de verhouding tussen het evangelie 
en de handelingen van de apostelen kunnen zien. In het evangelie heeft Jezus aan de leerlingen voorgeleefd wat de basis is voor de zoektocht naar het Koninkrijk van God. In de Handelingen mogen ze deze basis uiteindelijk zelf in praktijk brengen.

Bij het lezen van de eerste en de tweede lezing van vandaag moest ik denken aan het boek van Herman Finkers met de titel: ‘De cursus omgaan met teleurstelling gaat wederom niet door.’ In het boek Handelingen worden de apostelen flink tegengewerkt door de overheid. In de passage die voorafgaat aan de lezing van vandaag, zijn de apostelen zelfs gevangengezet. Zoveel tegenwerking kan behoorlijk teleurstellend en verlammend zijn.

In het evangelie van vandaag bevinden de leerlingen zich in de situatie dat Jezus gekruisigd en gestorven is. Hun grote voorbeeld en inspiratiebron is er niet meer. Wat nu te doen? In een letterlijke lezing van dit evangeliedeel, zou je kunnen opmaken dat de leerlingen heel erg teleurgesteld zijn. De desillusie is zo groot dat ze hun oude werk van visser maar weer hebben opgepakt. In de nacht varen ze uit om te gaan vissen, maar in de morgen varen ze onverrichterzake richting de kust. De netten zijn leeg. De vangst is precies 0,0.

Op deze zondag van de arbeid is dit geen opbeurende lezing. Over arbeid gesproken: als een goede westlander heb ik vanaf mijn twaalfde jaar tomaten geplukt. De lage waren niet prettig; Je moest bukken om erbij te komen en de zon had door het glas van de kassen vrij spel. Het was bloedheet, maar het verdiende goed. Op mijn zestiende heb ik een carrièremove gemaakt. Ik ging van het glaswarenhuis naar een ander warenhuis: naar V&D in de Boogaard in Rijswijk. Daar werkte ik achter de kassa. Het kassablok was verhoogd. Zo hadden we een goed overzicht over de afdeling. Vlak bij de kassa waar ik meestal stond, was de zij-ingang.

Ik herinner me de zaterdag in november 1984 nog heel goed. Ik moest een gieter met zo’n lange tuit en een scherp puntje, als cadeautje inpakken. Die punt van de gieter was al een keer door het papier gekomen. Maar bij de tweede poging ging het goed. Na deze noeste arbeid volgde ik met mijn blik de klant in de richting van de deur. Ik kreeg een soort van elektrische schok door heel mijn lichaam omdat ik door de draaideur mijn vader binnen zag komen. Maar dat kon helemaal niet, want mijn vader was twee weken ervoor gestorven en begraven. De gelijkenis was in eerste oogopslag zo treffend. Pas bij een tweede blik, zag ik dat het hem toch echt niet was. Op een andere manier verschijnt mijn vader echter nog steeds in mijn leven. Als ik iets stoms doe, als ik iets doe wat echt niet uit mijn opvoeding kan komen, hoor ik hem mij in mijn hoofd toespreken. Mijn vader verschijnt top op de dag van vandaag als het ware in mijn handelen.

Hier moest ik aan denken, bij het lezen van het evangelie van vandaag. Jezus verschijnt bij het meer van Tiberias aan de leerlingen. Niet voor de eerste keer, want staat er: ‘Jezus verscheen andermaal aan de leerlingen.’ Dat Jezus na zijn dood verschijnt, is op zich al opmerkelijk. De manier waarop deze verschijning beschreven staat, is al even opmerkelijk. ‘De verschijning verliep als volgt:’ kunnen we verder lezen. Dit doet vermoeden dat het om een hele exacte, een hele precieze beschrijving gaat. Dit wordt versterkt door de heel nauwkeurige opsomming van de namen van de apostelen die samen gaan vissen. Er wordt genoemd van wie iemand de zoon is, van sommige apostelen wordt zelfs de bijnaam genoemd. Maar over de laatste twee wordt alleen gezegd: ‘en nog twee van zijn leerlingen.’ Deze zin doet in mijn ogen dan weer afbreuk aan de voorafgaande heel nauwkeurige beschrijving. Dat is vreemd…

Ook het vervolg is bevreemdend. Toen de leerlingen terugkwamen van het vissen,
stond Jezus aan het strand. Omdat we gelezen hebben dat Jezus wederom verschijnt,
zou je kunnen verwachten dat de leerlingen dolenthousiast reageren in de trant van:
“hé daar heb je hem weer.” Maar nee, er staat dat ze niet wisten dat het Jezus was. Hij spreekt hen aan en noemt hen “vrienden”, maar nog gaat er geen lichtje branden. Uiteindelijk herkent de leerling, van wie Jezus veel hield, Jezus. Maar dan staat verderop in de tekst: ‘Wetend dat het de Heer was durfde geen van de leerlingen hem vragen: “Wie zijt Gij?”’ Dat is toch best vreemd. Misschien is het ook vreemd dat er toch een antwoord komt op de vraag die niet gesteld is. Geen antwoord in woorden, er volgt een antwoord in daden. Jezus geeft de leerlingen brood en vis. Brood en vis delen, dat heeft hij eerder gedaan, toen hij nog leefde. Vijf broden en twee vissen waren genoeg om een grote massa mensen te voeden. In dit handelen van Jezus wordt hij herkent. En de herkenning zit hem deze keer – en ook bij eerdere verschijningen – in het delen van brood.

Na het delen van brood en vis vraagt Jezus tot driemaal toe aan Petrus of hij hem liefheeft. Op deze vraag volgt ook drie keer de opdracht om een herder te zijn. Drie keer aan Petrus vragen of hij Jezus liefheeft, doet mij denken aan de drie keer dat Petrus, na de gevangenneming van Jezus, ontkend heeft dat hij Jezus kende. Toen was hij bang dat als hij zou toegeven Jezus te kennen, ook hij opgepakt zou worden. Dat die angst volstrekt verdwenen is, blijkt uit de lezing van de handelingen. De leerlingen staan pal voor hun zaak. Ze trotseren de tegenwerking van de overheden. Petrus doet een bijna stoere uitspraak naar de hogepriester, als hij zegt dat men God meer moet gehoorzamen dan mensen. Met zo’n uitspraak, maak je je niet geliefd bij een leider.

Juist in de liefde is misschien een sleutel te vinden. De leerling van wie Jezus veel hield, herkent Jezus. Petrus erkent tot driemaal toe dat hij Jezus liefheeft. Liefde als een oerkracht,
die je opent en keert richting de ander. God zelf is liefde. Jezus liefhebben, is god liefhebben. God liefhebben, is de naaste liefhebben en jezelf liefhebben. In zijn handelen, in zijn woorden en daden, heeft Jezus dit driedubbele verband van de liefde voorgeleefd. In naam van Jezus verschijnen Petrus en de andere apostelen en doen wat Jezus heeft gedaan; Ze gaan in zijn voetspoor. In hun handelen, laten ze zien dat de boodschap van Jezus zo krachtig is dat niets of niemand die boodschap kan tegenwerken; zelfs de dood niet. In de handelingen van de apostelen verschijnt Jezus in volle glorie.

Straks na de consecratie, bidden we de acclamatie: ‘Als wij dan eten van dit brood en drinken uit deze beker, verkondigen wij de dood des heren, totdat hij komt.’ Maar intussen wachten we al bijna 2000 jaar… Hoe zorgen we ervoor dat het uitblijven van de komst des Heren geen verlammende teleurstelling wordt? Hebben ook wij het lef van de apostelen? Hoe wordt óns handelen gekleurd door het evangelie? Durven ook wij op te staan tegen elke situatie waarbij de driedubbele liefde in het gedrang komt? Durven en kunnen wij een goede herder zijn voor onszelf en voor onze naaste, dichtbij en ver weg? 

Kortom: hoe verschijnt Jezus in óns leven?