Lezingen: 1 Sam. 16,1b.6-7.10-13a Ef. 5,8-14 Joh. 9,1-41

Johannes is er een meester in de boodschap van het evangelie te verbinden met diep menselijke verlangens. Zo spreekt hij over de dorst naar water, het verlangen om te zien, de wens om te leven. Tijdens de veertigdagentijd krijgen we drie grote verhalen van deze evangelist, waarin hij uitdrukt wie Jezus voor ons is.

De liturgie denkt daarbij allereerst aan mensen die de doopcatechese volgen en die met Pasen gedoopt worden. Ze biedt deze teksten aan alle gedoopten om hun band met Jezus te verstevigen. In elk van deze teksten vinden we een methode van Johannes met de dubbele bodem. Wij moeten ermee worstelen om tot het juiste inzicht te komen. Wat is zien?

In het verhaal van de blinde bij de Siloam zijn er veel acteurs en personages. Wij houden er minstens drie in het oog. We leven ons in de situatie in van de blinde en zijn groei om te zien, zowel met de ogen als met het hart en het verstand. Tegenkantingen en spot beletten hem niet om zijn geloof in Jezus uit te spreken. Hij is niet de man van het verstomde christendom, die zou vergeten wie voor hem goed is geweest.
Tegenover hem staan de Farizeeërs. Ze zien met hun ogen, maar weigeren in Jezus te geloven. Blindheid geldt ook in overdrachtelijke zin. Wat zien we niet en waarin lijken wij op de Farizeeërs? Soms hebben we geen oog voor onze schaduw en onze donkere kanten. Wij zien de televisiebeelden over ellende van mensen, maar houden onze portemonnee dicht. We maken weinig tijd voor wie door een donkere tunnel gaat. We vermijden liever de depressieve mens en bekommeren ons zolang we zelf werk hebben, niet over wie geen werk heeft of het dreigt te verliezen. Misschien is er, zoals nu, een crisis nodig om ons de ogen te openen. 

In dit verhaal staat Jezus als teken van tegenspraak. Hij ziet de blinde man, die daar wellicht zat te bedelen. En hij genas hem ongevraagd. Hij verwachtte wel diens medewerking om naar de vijver te gaan en er zich te wassen. Jezus ziet ons en hij handelt, omdat hij de werken van zijn Vader doet. Maar de Farizeeërs beschuldigen Jezus van zonde omdat hij op sabbat genas.
Wij hebben in dit verhaal de ouders van de blinde, daarnaast de omstanders en ook de leerlingen van Jezus. Deze stellen een vraag, die ook nu bij lijden de kop kan opsteken. Waar komt dat lijden vandaan? Wie heeft er schuld aan? Wat hebben onze ouders of voorouders verkeerd gedaan dat wij met een handicap ter wereld komen of dat een ongeluk ons treft? Jezus’ antwoord is duidelijk. Hij legt geen verband met schuld. Hij doorbreekt een doemdenken.
De man is blind vanaf zijn geboorte. Anderen kunnen plotseling het gezichtsvermogen verliezen, terwijl nog anderen met de jaren het zicht achteruit voelen gaan.

De Poolse dichter C. Milosz dankt in een soort brief zijn ogen:

Geachte ogen van me, het gaat niet best met jullie. 
Ik krijg geen scherpe tekening meer en als er al een kleur is, is hij wazig.
En ooit waren jullie een koninklijke meute, wanneer ik uittrok in de vroegte.
Trefzekere ogen, jullie hebben veel gezien: landen en steden, eilanden en oceanen.

Samen begroetten we de machtige zonsopgangen wanneer de weidsheid nood deed om te rennen over de paden, waarop de dauw pas droogde.
Wat jullie zagen ligt nu in mij verborgen en is geworden tot herinnering of droom.

Langzaam trek ik weg van de wereldkermis en ik merk bij mijzelf iets op als afkeer van de apenpakken, het kabaal, het tromgeroffel.
Wat een opluchting. Alleen, alleen met mijn beschouwen van de principiële gelijkheid van de mensen en het kleine zaadje van hun verschil.
Zonder ogen, starend naar één lichtpunt dat zich uitbreidt en mij omvangt. 

Er is een dieper zien dan dat met de ogen. “Alleen met het hart kun je goed zien. Het wezenlijke is voor de ogen onzichtbaar” laat Antoine de Saint-Exupéry de Kleine Prins zeggen in zijn gelijknamige boek. 

De man die genezen werd van zijn blindheid, slaagt daarin. Wanneer hij weet wie hem de ogen had geopend, drukt hij zijn geloof uit in Jezus. Hij doet dit met een woord en met een gebaar vol eerbied. De man die naar de Siloam werd gezonden erkent dat Jezus door de Vader is gezonden.

We gaan met Jezus de weg van dood, graf en verrijzenis. Hij kan het duister in ons aanraken. Hij geneest wat hij mag aanraken. Durven wij ons aan te laten raken?
We bidden er soms zingend om: “Jezus, U bent het licht in ons leven. Laat nimmer toe dat mijn duister tot mij spreekt. Jezus U bent het licht in ons leven; open mij voor uw liefde, o Heer”.

Geïnspireerd door een eerder verschenen overweging.