Lezingen: 2 Sam. 7,1-5.8b-11.16; Rom. 16,25-27; Lc. 1,26-38

Broeders en zusters,
Ik heb het mezelf vaak horen zeggen: “Het gebeurt altijd anders dan je verwacht!” Het is een ervaring die ieder van ons waarschijnlijk wel herkent. Het kan gaan over een fout-gelopen vakantie of over een plotseling noodzakelijke verandering van baan; maar ook over tragische en pijnlijke gebeurtenissen: een verbroken relatie, een plotselinge zware ziekte of zelfs de dood van een geliefd iemand.
Wat het ook is: Onze zorgvuldig opgestelde plannen worden helemaal onderuit gehaald.
Een dergelijke situatie wordt dan nogal eens als “Lot” of “Toeval” omschreven en wij mensen zijn er voortdurend mee bezig om ons met de ene of andere nieuwe situatie te verzoenen en er ons op één of andere manier op aan te passen.

“HIJ komt altijd anders als de mensen verwachten”. Dat is de ervaring die wij mensen voortdurend met God hebben: eerst het volk Israël en dan – in het evangelie van vandaag – Maria, en in onze tijd ook ieder van ons die zich met Hem inlaat. God komt heel anders dan Israël het zich had voorgesteld. Hij komt als een totaal onverwacht bezoek bij een jonge vrouw die helemaal niet bijzonder was; die een stil en eenvoudig leven leidde, iemand die heel bescheiden wensen en eenvoudige verlangens voor de toekomst had en die buiten haar familie en haar directe omgeving helemaal niet werd opgemerkt.
De criteria waaronder God diegenen uitzoekt waarmee Hij wil samenwerken, verschillen grondig met de criteria die wij mensen ons voorstellen. Maar in de groet van de bode herkent Maria zichzelf als heel bijzonder. Want die bode, die hier toch in de zin van zijn opdrachtgever spreekt, zegt – om het met mijn eigen woorden te zeggen – tot haar: “Jij, Maria, wordt totaal bemind door diegene die de eeuwige liefde zelf is”.
Die uitspraak doet Maria schrikken en stemt haar tot nadenken. Maar als HIJ, God zelf, zo in ons leven komt, dan kunnen ook wij onszelf anders zien dan we tot nu toe van ons zelf hebben gedacht. Daarom moeten we de groet van de bode ook niet enkel en alleen tot Maria beperken – hij geldt, denk ik, voor ons allemaal. God heeft ook ons toegezegd dat Hij ons bij naam kent en dat Hij die naam in de palm van zijn hand heeft geschreven. Dus kunnen we ervan uitgaan dat ieder van ons zich door God even geliefd mag weten als Maria. En omdat wij mensen geen groter verlangen koesteren dan onvoorwaardelijk geliefd te worden, is de bode, die ons die goede boodschap overbrengt ook een bode van de liefde van God – een engel dus. Alleen: we herkennen die engel niet altijd – in de drukte van alledag kijken we er wel eens overheen of zien we hem of haar helemaal niet.
Daarbij is toch alles wat ons onbaatzuchtige liefde brengt, alles wat ons gelukkig maakt of vreugde schenkt, in die zin een bode van God, een engel.

Er is nog een woord uit het evangelie dat ik van meer nabij wil bekijken. God komt door bemiddeling van de bode tot een jonge vrouw, een maagd!
Noch Lucas, noch ikzelf zijn geïnteresseerd in de biologische betekenis die later aan dit woord werd toegekend. Wel aan dat wat dat “maagd zijn” naar God toe betekent. “Dienstmaagd des Heren” geeft hetzelfde weer: Een mens die voor God helemaal open staat en ontvankelijk is; wiens wil totaal vrijwillig samenvalt met de wil van God zelf. Je zou zelfs verder kunnen gaan en zeggen: God kan alleen maar naar dergelijke mensen komen omdat Hij zijn liefde aan niemand opdringt, maar altijd aangewezen is op onze bereidheid, onze openheid en onze “ontvankelijkheid voor Hem”.
Men zegt wel eens dat elke mens twee deuren heeft; de ene wordt geopend door God, de andere moet de mens zelf open doen. Een dergelijke openheid tegenover God is niet ongevaarlijk; ze heeft altijd consequenties en nooit consequenties die ik zelf kan plannen
of onder controle kan houden. En dan zijn we weer bij de uitspraak waar we mee begonnen zijn. God denkt en handelt anders dan wij en daar mogen we op in gaan. God heeft ons nodig om door ons te kunnen handelen – maar Hij heeft ons niet nodig voor zichzelf, opdat Hij gelukkig zou zijn, maar altijd voor zijn schepping, voor zijn schepsels. Gods liefde is nooit zelfzuchtig en wordt nooit gestuurd door verborgen egoïstische motieven, door een verborgen agenda; maar we moeten er wel altijd rekening mee houden en we moeten ook aanvaarden, dat Zijn liefde voor ons soms ook vervelende of zelfs onaangename consequenties met zich kan meebrengen.

In het geval van Maria kunnen we dat heel sterk aanvoelen. God verwacht van haar dat ze een buitenechtelijke moeder zou worden; dat betekent voor haar dat ze door haar vrienden en buren – misschien zelfs door de eigen familie – veracht en bespot zal worden en dat ze haar “goede naam” en misschien zelfs haar bruidegom zal verliezen.
Maar gaat het voor andere mensen die zich voor God openen, die God in zich laten werken, niet ook zo? Ook zij worden dikwijls voor “dom” versleten, verkeerd begrepen of meewarig glimlachend als een soort dwaas behandeld. Soms worden ze, zoals Franciscus, Galilei en Maarten Luther zelfs in de eigen omgeving als “onchristelijk”, “immoreel” of zelfs “ketters” beschouwd en af en toe worden dergelijke mensen ook vandaag nog zo fel gehaat, dat ze voor hun welzijn of zelfs hun leven moeten vrezen.

Dat een liefde, zoals God ze ons in Maria heeft getoond en in Jezus Christus bevestigd,
in de ogen van onze maatschappij dikwijls mislukt, wordt door elk kruisbeeld aangetoond. Het kruis toont ons aan dat Liefde nooit opgeeft, ook niet als er levensgevaar mee gemoeid is.
Maria – en door haar ook wij allemaal – verneemt dat ze door God wordt aanvaard en bemind. Omdat ze nog jong en onbedorven, dus open voor God en zijn boodschap is, laat ze God doen wat Hij het beste acht en blijft ze niet vasthouden aan datgene wat zij zich had voorgesteld.
Met de ogen en de mentaliteit van onze tijd gezien was het voor haar totaal verkeerd om zich ter beschikking van God te stellen, want haar leven werd er daardoor zeker niet eenvoudiger op – in tegendeel: eerst wordt ze moeder van een buitenechtelijk kind en dan ook nog moeder van een terechtgestelde misdadiger.

In het leven van Maria zijn er veel situaties geweest die het haar moeilijk maakten
om nog iets of iemand te begrijpen. Noch Herodes, die haar kind naar het leven stond; noch de Schriftgeleerden en de farizeeën die hem uit de weg willen ruimen; noch haar zoon zelf die – heel onvoorzichtig – voortdurend dingen verkondigt die Hem het leven kunnen kosten. Maar ook daar vergaat het haar niet anders dan ons allemaal: God laat niet in zijn kaarten kijken. Al wat Hij vraagt is een onbegrensd vertrouwen dat alles wat Hij in ons teweegbrengt uiteindelijk ten goede zal keren. En juist bij pijnlijke situaties met veel leed hebben wij het erg moeilijk om dat vertrouwen op te brengen. Maar ons leven is ook altijd een adventsgebeuren, een ‘Ja’ zeggen tegen een dikwijls verborgen en door ons niet altijd begrepen God. Daarom is het goed als ik me er altijd weer aan kan herinneren dat God onvoorwaardelijk ‘Ja’ heeft gezegd tegen mij en tegen mijn leven.
Zijn ‘Ja’ tegen mij gaat aan mijn ‘Ja’ tegen mezelf en tegen God vooraf.
“Begenadigde, de Heer is met u” is de groet van de engel aan Maria. Maar die groet geldt in dezelfde mate ook voor u en voor mij. Zowel vandaag als op elk ogenblik van ons leven.