Lezingen: Regel van Augustinus; 1 Joh. 4,7-13 en Mat. 10,1-15

Woord van welkom 
Vandaag 70 jaar geleden – op 11 juli vierden we toen het feest van onze ordestichter Norbertus – werd in een speciaal kapittel te Heeswijk de benoeming bekend gemaakt van de eerste pioniers om Brabant te verlaten en naar de noordelijke streken aan de rand van de Veluwe te trekken. Vandaag mogen we 70 jaar Norbertijnen aanwezigheid vieren hier in Hierden. In dankbaarheid gedenken, terugkijken om via vandaag op te trekken naar morgen- hoe broos die toekomst er misschien ook uitziet.
Corona zorgt er voor dat het slechts een bescheiden viering kan zijn: met een beperkt aantal bij elkaar en niet in staat om uitbundig te zingen, maar niet minder betrokken bij en met elkaar.
Mogen we ons hier thuis weten in de naam van onze God die wij noemen: Vader, Zoon en H.Geest.

Overweging
Rond dit 70 jarig jubileum heeft Martijn Pijnenburg de geschiedenis van De Essenburgh beschreven. 375 jaar beslaat zijn studie. Ongeveer de helft van het boek handelt over de Norbertijnse aanwezigheid. Een bescheiden mijlpaal om te jubileren en jubileren lijkt me zoiets als voorzichtig bladeren in het boek van de jaren en in dit geval met dankbaarheid en vreugde opnieuw zien en beleven hoe God actief met mensen bezig is. Jubileren is naar mensen kijken, de pioniers van het eerste uur en al diegenen die gedurende 70 jaar het vuur aangewakkerd en brandend hebben gehouden. Het is hun wijze woorden als het ware opnieuw beluisteren en hun bemoedigende handen opnieuw voelen. Het is dankbaar beseffen dat God tot op onze dagen actief met mensen bezig is. Jubileren zoals in deze dagen is stilstaan en terugblikken op het verleden, dankbaar voor wat de canonie van Berne middels de priorijgemeenschap van De Essenburgh, communiteit Mariëngaard en de vele betrokkenen hier en elders voor God en voor de mensen mag betekenen. Het is met een zekere weemoed vaststellen hoe gaandeweg dingen moeten worden losgelaten, uit handen moeten worden gegeven en doorgegeven moeten worden. Jubileren is ook in de toekomst kijken, naar het mooie dat ons nog gegeven zal worden in en door vele bezielende tochtgenoten, vrouwen en mannen van de beide gemeenschappen, participanten en kringgenoten van de brongemeenschap. Jubileren is vertrouwen op God en de medemensen om met moed en enthousiasme verder te gaan zolang God ons daartoe nieuwe kansen biedt.
Voor dit door Corona bescheiden gehouden feestelijke moment zijn indringende woorden gekozen welke zojuist geklonken hebben. Woorden met een rijke inhoud. Wat dat betreft is de titel van het jubileumboek wel wat misleidend en eenzijdig. ‘Rijke baronnen en bezitloze paters’ is immers een economisch gerichte benadering. De drie gekozen lezingen gaan over de uitdaging om kwaliteit van samenleven na te streven telkens weer. Het is als een spiegel welke telkens weer wordt voorgehouden en waarmee je elkaar confronteert. Omdat zingen in deze dagen moet worden ontmoedigd kunnen we het mooie eucharistische gebed niet zingen over vriendschap en liefde, over vrede, het verwoord zo nadrukkelijk de opdracht van gemeenschap zijn , worden en blijven. 
Johannes wijst ons er vandaag op waar de liefde haar oorsprong vindt: bij God. God is liefde. Zijn liefde heeft ons in het bestaan geroepen. Gods liefde welke zichtbaar wordt in zijn Zoon Jezus. Aan het leven van Jezus kunnen we zien wat het betekent, dat de liefde alles verdraagt.
En is het niet zo dat onze dagelijkse ervaring ons leert dat het best zou kunnen dat wij de liefde nogal eens misverstaan, omdat wij God niet goed verstaan, en ons geloof in Hem tekortschiet. Maar toch blijft in ieder mensenhart de hunkering naar liefde aanwezig, omdat God ons het eerst heeft liefgehad.
Als eerste lezing klonken woorden uit het begin van de regel van Augustinus. Wat kan er in een paar woorden indringend en veel gezegd worden. De leefregel van Augustinus geldt als ons spoorboekje en uit heel veel geschriften van hem kun je opmaken hoe Gods woord Augustinus voortdurend in vuur en vlam heeft gezet. In zijn ‘belijdenissen’ verwoordt hij het ideaal van vriendschap , van onderlinge betrokkenheid, van gemeenschappelijke verantwoordelijkheid als volgt: ‘Samen praten, samen lachen, elkaar vriendelijk terwille zijn, samen boeken in mooie taal lezen, samen speels zijn en eer behalen, bij tijd en wijle van mening verschillen zonder haat, aan of van elkaar iets leren, bedrukt naar de afwezigen verlangen, verblijd de aankomende ontvangen; door deze en soortgelijke tekens, uit harten vol liefde en wederliefde naar buiten tredend door mond en tong en ogen en duizend lieve gebaren, als met brandbare stoffen die zielen in gloed zetten en uit vele samenvatten tot een’.
En Matteus ten slotte onderstreept voor mijn gevoel het ideaal dat ook onze stichter Norbertus voor ogen stond. Deze man van jaren geleden met een uitermate actueel programma voor kerk en samenleving van deze tijd. Geloofsgemeenschap zijn met elkaar, voortdurend leven in de verwachting van wat verbinding maakt, wat je bindt met elkaar, het vraagt om delen met elkaar zoals ook Augustinus benadrukt. En dat verbindingswerk zal op de eerste plaats vorm en inhoud moeten krijgen hier direct in de eigen kring, de eigen leefwereld, binnen de beide gemeenschappen en de kringen er omheen. Maar……verbondenheid mag niet beperkt blijven tot die selecte en eigenlijk toch maar kleine kring. De wereld gaat immers verder dan die grenzen. Waar we kunnen, moeten we proberen een wereld mee te maken. Dat was toch ook 70 jaar geleden de motivatie om het Brabantse land te verlaten en de meer onbekende veluwestreek op te zoeken. Om die samenleving mee te maken waren, zijn en worden we geroepen. Niet geroepen om mooie gebeden en wensen te formuleren en het daar dan bij te houden, niet geroepen om wetten en voorschriften te volgen als ze stammen uit vervlogen jaren en nauwelijks meer geworteld zijn in het samenleven van mensen anno nu. We worden geroepen om te knokken voor recht en welzijn.
Het jubileumboek geeft een uitgebreide kijk hoe het gemeenschapsleven vorm en inhoud heeft gekregen als vita mixta: naar binnen en naar buiten gericht, hoe katholiek een meer oecumenische inhoud kreeg, hoe een mannengemeenschap werd verrijkt met vrouwelijke norbertijnen, hoe vormen van geassocieerd leven wortel schoten. Zo is er in de loop der jaren een gemeenschap ontstaan van geloven en werken, een netwerk van mensen met veel onderlinge verbindingen en relaties, een netwerk van samenspel en gegroeide betrokkenheid. 
Mogen we het bij en met elkaar ervaren, mogen we het voelen dat verbondenheid kracht geeft, dat verbindingen maken contacten oplevert, dat er heel wat is wat mensen met elkaar verbindt. Het is aan ons om het te willen zien, horen en te doen: als leefgemeenschap ten opzichte van elkaar, maar ook nar buiten, die kleine en grote wereld waar we deel van uit maken en ons niet aan mogen onttrekken.
Amen.
Abt Denis Hendrickx