Lezingen: Gen. 15,1-06; 21,1-3; Hebr. 11, 8.11-12.17-19; Lc. 2, 22-450

Voor het altaar staat de afbeelding van Simeon die in de Tempel te Jeruzalem het Kind Jezus op zijn armen draagt, geschilderd door Rembrandt.

Inleiding
Tijdens het versieren van de kapel voor kerstmis afgelopen donderdag met iemand van de Brongemeenschap, mijmerde ik over het feest van deze zondag. Wel of niet naar je eigen familie; over andere verbanden dan direct je eigen familie. Hier, in de versiering is de H. familie, het “heilig huisgezin” heel bescheiden en een beetje verborgen aanwezig.
Ik weet dat Willemien een porseleinen gepolychromeerd beeld had van Maria, Jozef en de jonge Jezus (“en Jezus nam toe in wijsheid en welgevalligheid, bij God en de mensen”) Onze medebroeder Jan de Kort beeldde de Kerstgroep uit als drie verstilde figuren, Maria met open handen, Jozef in stille waakzaamheid.
Aan het einde van de dag, toen de bloemversiering gereed was, werd op alle stoelen een ster gelegd als symbool van onze kapelgemeenschap. “Onze verbondenheid met jullie”. Een heilige familie!

In de krant van donderdag 24/12 stond een foto van het kamp Moria op Lesbos. Ik heb de foto bij me van een jong echtpaar met hun dochtertje. Ze hadden boodschappen gedaan bij de super en gingen terug naar hun tent. Op de buggy van het meisje stond een schoenendoos met opschrift: meisje, 2-4 jaar. “Van de Verenigde Naties”, zei de vader, “ik denk vanwege kerst”. In de doos speelgoed, een knuffel en warme kleding… Dit paar, een heilige familie!

Naast de kerk in het door Corona zwaar getroffen Bergamo (eerste golf), was een kerststal opgebouwd. Maria, Jozef, de kribbe. Het Kindje nog niet. Erbij kindertekeningen, vrolijk ingekleurd met op alle tekeningen een mondkapje. Inwoners: dit, onze situatie, heeft ons dicht bij elkaar gebracht. Eén familie. Een heilige familie!

Is dit wat Paus Franciscus bedoelt met Fratelli Tutti, allen zusters en broeders, over grenzen van tijd en ruimte, elkaar waarderen, van elkaar houden, waar je ook leeft, dat is Evangelie, blijde boodschap.

Overweging.
Voor de vierde dag op rij vieren wij samen kerstfeest, het feest van God bij de mensen. In mijn zondagsmissaal stonden een andere eerste- en epistellezing dan in het zondagsboekje. Dat zette mij even op het verkeerde been. Het Evangelie gaat over wat wij vieren met Maria Lichtmis, “De opdracht van de Heer in de Tempel”. Met de oude wijze Simeon, die het Kind mag aanschouwen en op zijn armen dragen en die in zijn hoge ouderdom weet en voelt, dat hij nú kan sterven, omdat hij het heil van Godswege beloofd, mag aanschouwen. De zo langverwachte, die het Huis van Israël, dat in alle opzichten in verval was geraakt, weer zal oprichten. En we ontmoeten de oude Hanna, profetes. Jong weduwe geworden, bracht ze haar dagen door biddend in de Tempel. Beide, Simeon en Hanna, hebben weet van verdriet, maar hebben altijd de verwachting van de Messias gaande gehouden! In dit Kind mogen zij hun wijsheid en hun leven doorgeven en zelf in vrede sterven. En weten: mijn leven, in overgave, is zinvol. Iemand sprak mij daar over. Over wat hij gelooft dat zin geeft aan het leven. En hoe hij dat heeft ervaren bij een naaste naaste voor haar sterven. En wat dan als de dood komt, dit mysterie. Kunnen wij dit ooit begrijpen? het “waarom” van leven en sterven! Misschien is “onze” ster aan de horizon, die hier sedert de eerste advent brandt in onze kapel, een concreet teken van hoop, iets om ons aan vast te houden, dat het dóórgaat. Simeon en Hanna, rond deze heilige Familie. Persoonlijk vind ik de dagsluiting met de woorden van de oude Simeon die wij zojuist hoorden, het meest ontroerende en troostende gebed in ons getijdenboek. “Laat nu, Heer, uw dienaar in vrede gaan. Mijn ogen hebben uw heil aanschouwd dat Gij hebt bereid voor alle volken”. ALLE volken. Heel die mensenfamilie. Ik las ergens: tot “ontsluiering” van alle volken. Mooi is dat! Om dan pas helder te kunnen zien. Hier voor het altaar staat een niet geweldige kopie van het tafereel van deze dag. Het schilderij van de grote Rembrandt. Hij was op hoge leeftijd en bijna blind. Het was kennelijk nog niet voltooid, las ik ergens. Zijn gelaat, van Simeon (Rembrandt?) en dat van het goddelijk kind in het volle licht, het claire obscure, zoals alleen Rembrandt dat kon. Het Kind rust op Simeons armen, maar zijn handen zijn open als in een gebed. Het is als een testament van Simeon, maar, zegt men, misschien ook van Rembrandt, die in het duister van zijn slechtziendheid innerlijk met groot geloof en vertrouwen in toekomst (na hem) het tafereel vastlegde. Laat nu, Heer, uw dienaar in vrede heengaan! Dit Kind, Emmanuel is gekomen als hoop voor alle volken, de hoop die mensen verenigt. 
Duizenden vluchtelingen op Lesbos, vele slachtoffers in Bergamot en op zoveel plaatsen door Corona, eenzaamheid om ons heen en verder weg. Dat het mogelijk wordt en waarheid met onze inzet, Fratelli Tutti, allen zusters en broeders, leden van Gods heilige en samengestelde familie 

Eeuwige God,
Om wie wij roepen
Wanneer gemis 
Ons hart benauwt
En zekerheden wankelen
Wees Gij voor ons
Het verre licht
Dat ondanks alles
Aan de einder 
Weer gaat dagen
Wek die verborgen kracht
In ons
Om met vertrouwen
En met zachte moed
te durven verder gaan
Ook in de nacht van angst en twijfel
Naar een morgen die zal aanbreken
Gij die toch zelf uw naam
In onze ziel geschreven hebt
“Ik zal er zijn”

Kris Gelaude, Uit: “Van Allerheiligen tot Kerstmis”. bidden in tijden van afstand en verwachting.   Uitg. Adveniat