Lezingen: Gen. 1,1-2,2; Ex. 14,15-15,1; Jes. 55,1-11; Rom. 6,3-11; Mt. 28,1-10

Laten we even stil staan bij de betekenis van de verrijzenis van Jezus. Het is toch de hoeksteen van ons geloof, het centrale leerstuk van het christendom.
Er zijn verhalen in het evangelie die we eigenlijk kunnen missen zonder dat dat ons geloof aantast. Zo spreekt niet iedere evangelist over de maagdelijke geboorte, Marcus zegt niets over de wijzen uit het oosten en Mattheus vertelt niets over de herders bij de kribbe.
Maar wanneer we de verrijzenis zouden laten vallen, dan valt meteen het hele christendom.

Nauwelijks twintig jaar na de verrijzenis zegt Paulus al: “Als Christus niet verrezen is, dan is onze prediking zonder inhoud en dan is ons geloof dwaas en inhoudsloos. Als Christus niet verrezen is, dan zijn wij, apostelen, leugenaars en hebt u, mensen, zich beet laten nemen. Als Christus niet verrezen is dan kunnen we beter gaan leven als mensen die zeggen: ‘Laten wij maar eten en drinken en het ervan nemen, want morgen zijn we dood.’ Tot zover Paulus.

Al zijn de verrijzenisverhalen heel verschillend en hier en daar zelfs tegenstrijdig: in de basiselementen komen ze heel duidelijk overeen. Zo horen we bij alle evangelisten dat de apostelen na de dood van Jezus totaal uit het lood geslagen waren. Ze koesterden geen verwachtingen meer, ze kropen angstig bij elkaar of namen hun vroegere beroep maar weer op. Er is geen enkel teken dat zij zoiets als een verrijzenis zouden hebben verwacht. Zij beschouwden de dood van Jezus als een onherroepelijk einde.  Hun hoop was uitgedoofd.
Dan gebeurt er iets dat volledig in de tegenovergestelde richting wijst. Plotseling hoor je ze allemaal zeggen: “Deze Jezus werd door God opgewekt en daarvan zijn wij getuigen.” En als wij ons dan afvragen waarop deze merkwaardige getuigenis berust, dan is het antwoord eenstemmig en eensluidend: “Wij hebben de Heer gezien.” Maar als we dan zouden vragen hoe ze de Heer gezien hebben, dan is het antwoord weer niet zo duidelijk.

Het Paasgebeuren zelf wordt door geen enkele evangelist beschreven. Als men bij de verrijzenis een filmcamera en een microfoon zou hebben opgesteld, dan zouden die niets geregistreerd hebben. Nee, het zien van Jezus gebeurt binnen het geloof. Er is in de Schrift geen sprake van verschijning aan mensen die niet geloven. Niet aan bijvoorbeeld Herodes of Pilatus die Hem overgeleverd heeft aan het volk om hem ter dood te laten brengen. Daarom wordt heel duidelijk gezegd dat de leerlingen Hem eerst niet kenden, dat hun ogen gesloten bleven, dat zij meenden een geest of een spook te zien. Alleen in het geloof wordt Hij als een levende ervaren. De Schrift zegt ons ook nergens dat Jezus na zijn verrijzenis zijn gewone aardse leven weer opgenomen zou hebben. Jezus verschijnt alleen maar een paar keer en de bedoeling van de verschijningen is: de leerlingen in te wijden in de nieuwe bestaanswijze van zijn aanwezigheid. En dat wordt uitgedrukt door de woorden dat Hij door deuren en muren kan gaan. Ook woorden als: ‘Betast mijn wonden’ of ‘Geef mij wat te eten’ hebben alleen de bedoeling om de identiteit te onderstrepen van de Gekruisigde en de Verrezene.

Waar het in de verrijzenisverhalen op aan komt is, dat de apostelen gegrepen worden door Christus, dat Hij op een nieuwe en intense manier met zijn heilswerk verder gaat en met hen bezig blijft, nog veel meer dan vroeger.
Wij mogen, wij moeten ons als gelovige niet de vraag stellen wat er nu eigenlijk objectief gebeurd is. Daarop geeft de Schrift geen antwoord. Maar de vraag is: Zijn ook wij bereid om ons, zoals de leerlingen, door Christus te laten grijpen? Zijn wij bereid zijn werk vandaag voort te zetten? Zijn wij bereid van zijn verrijzenis te getuigen?
Geloven in de verrijzenis wil zeggen: geloven dat God ons trouw blijft door de dood heen. Geloven dat Hij toch gelijk had in zijn manier van leven en sterven. Geloven dat de liefde het altijd zal winnen van de boosheid. Geloven dat leven sterker zal zijn dan de dood.
Geloven in de verrijzenis wil zeggen dat Hij midden onder ons werkelijk, op een verhulde manier, aanwezig is, zoals Hij bij zijn leerlingen was na zijn verrijzenis. Zo geloven wij ook dat Hij hier onder ons is, wanneer wij Hem in de eucharistie herdenken.