Lezingen: Ex. 12,1-8.11-14; 1 Kor. 11,23-26; Joh. 13,1-15

Met het joodse paasfeest wordt de bevrijding van het volk uit Egypte gevierd. De eerste lezing die we vanavond hebben gehoord, uit Exodus, het boek van de uittocht, staat centraal tijdens de paasmaaltijd die joodse families al eeuwen en eeuwen met elkaar houden.
Met het joodse paasfeest wordt niet alleen herdacht dat het volk eens bevrijd is, als iets wat in een ver verleden heeft plaatsgevonden. Het kondigt ook aan, zich nu gereed te maken voor de bevrijdende roep van God. “Maak je gereed, want het is Pasen voor de Heer!” God wil je weghalen uit het Egypte van vandaag. Uit dat wat je gevangen houdt, wat je klein maakt.

Deze oude boodschap van het joodse volk heeft voor ons christenen dezelfde actualiteit. Drie dagen voordat wij ons paasfeest vieren, brengen wij ons in herinnering dat God zich toentertijd bekommerde om die groep slaven die in de val zat van het grote wereldrijk Egypte. We gedenken ook dat God datzelfde iedere keer weer heeft gedaan. Hij heeft geholpen op momenten dat zijn volk in benauwenis verkeerde.
En op deze avond worden we met de lezing uit Exodus opnieuw uitgenodigd om ons gereed te maken voor onze bevrijding. 
Maar er is meer. We mogen deze lezing ook zien door de ogen van Jezus. We mogen, met het evangelieverhaal als hulp, samen met de leerlingen ontdekken wat Jezus zag als bevrijding.
Jezus was door en door geworteld in de paastraditie van zijn volk.

Hij geloofde dat God steeds weer als bevrijder optreedt en liet dat gedurende zijn hele leven zien. Hij zocht steeds mensen op die, net als het volk in Egypte, uitgesloten waren, ziek, genegeerd en niet gewaardeerd door anderen. Hij zocht hen op en doorbrak hun isolement, zodat ze zo Gods nabijheid, zijn genezende kracht konden ervaren.
Bevrijding door God is losgemaakt worden van de ketenen van uitsluiting, van zinloze normen en regels, van ziekte. Het kan ieder van ons gebeuren, misschien wel zij die er het minste uitzicht op hebben.

Op de avond van de paasmaaltijd voegt Jezus met het gebaar van de voetwassing iets heel bijzonders toe aan de ervaringen van bevrijding. Je zou kunnen zeggen: iets radicaals en riskants.

Jezus waste de voeten van zijn leerlingen, Hij deed het werk van een dienstknecht. Het was in Israël gewoon, dat de knechten van de gastheer het stof van de voeten van de gasten wasten. Jezus koos niet de rol van de gastheer of de belangrijkste, nee zelfs niet die van een minder belangrijke gast. Hij koos de positie van een slaaf. Daarmee wilde Hij iets zeggen over de aard van de bevrijding en de aard van de bevrijder. De bevrijder is niet de machtige en krachtige weldoener. Hij is niet de modelgelovige, de flonkerende Messiasgestalte.
Het leven van Jezus zou dat misverstand op kunnen wekken, want Hij had succes gehad en de verhalen over zijn indrukwekkend optreden – zieken genezend en verzuurde Farizeeërs terechtwijzend – deden overal de ronde, tot in Jeruzalem toe. Op deze figuur van bevrijder stelden de leerlingen hun hoop.|
Maar door de voetwassing laat Jezus een heel andere bevrijder zien. Een onaanzienlijke, een slaaf.

Bevrijding is dienstwerk, als taak op je nemen datgene dat blijft liggen, niets spectaculairs. En we hadden al gezien dat de bevrijden juist diegenen zijn die er niet bij horen.

Het is niet vreemd dat Petrus in opstand komt tegen het feit dat Jezus zich opstelt als een slaaf. Hij wil Jezus beletten om het teken van de voetwassing te stellen. Petrus wil zijn voorstelling van de heilige Messias met zijn indrukwekkende gebaren niet kwijt. Maar het antwoord van Jezus is hard: “Als ik je voeten niet mag wassen hoor je niet bij mij.” Het is niet zomaar een detail waar Petrus moeite mee heeft. Het is de kern van wat Jezus ons duidelijk wil maken.

Ik denk dat onze eigen houding veel op die van Petrus lijkt. Het voorstel van Jezus staat ook haaks op onze idealen. Als de bevrijding van God in de marge plaatsvindt, dóór gemarginaliseerden en vóór gemarginaliseerden, hoe kunnen wij dan een rol voor onszelf zien? Wij doen er alles aan om maar niet te mislukken in ons leven. Wij willen ons niet in de richting van de marge bewegen.

Maar Jezus kritiseert niet alleen. Gedurende zijn hele leven heeft Hij juist een manier van leven, van samenleven laten zien, waarvoor Hij iedereen uitnodigt die mee wil doen. Dat is zijn weg van bevrijding, de bevrijding door God.
In het evangelieverhaal wijst Hij Petrus als persoon dan ook niet af, alleen diens houding. Petrus en ieder van ons hoort erbij als we voor onszelf een plek zien in die gemeenschap, waarin ieder gelijkwaardig is. Waar geen hiërarchie bestaat, waarin slechts één Heer en Meester is, Christus zelf. Waarin we voor elkaar doen wat nodig is. In deze gemeenschap heeft ieder van ons noden en ieder van ons heeft het talent om de ander bij te staan. Er is geen verschil tussen bevrijders en bevrijden, tussen weldoeners en geholpenen. Niemand hoort óf bij de mislukten óf bij hen die succes hebben. Niemand staat óf in het centrum óf in de marge. We mogen al onze verkrampte ideeën over succes en mislukking loslaten en ook de al te hoog gespannen verwachtingen over de messiaanse toekomst.

Gods bevrijdende hand is allang onder ons. Laten we maar goed kijken en onze blik niet naar boven richten maar naar beneden, naar het onaanzienlijke voetenwerk.