Lezingen: Hand.2,1-11; 1 Petr. 4,13-16; Joh. 7,37-39

Als je in een gezin met broers en zussen bent opgegroeid zul je het misschien wel herkennen: er kunnen momenten zijn dat broers of zussen elkaar dusdanig in de haren zitten dat de stukken eraf vliegen, dat praten niet meer helpt, dat er hard met de deuren wordt geslagen.

Wanneer zich een situatie voordoet dat je als ouder je kinderen noodgedwongen een keer alleen thuis moet laten – en zeker ’s avonds – dan kan dat gek uitpakken.
Stel het je voor: je komt als ouder laat thuis en komt tot de ontdekking dat een van de bedden leeg is
en dat grote en kleine zus, die de hele dag ruzie hebben gehad met elkaar, nu in hetzelfde bed,
lepeltje-lepeltje heel dicht bij elkaar vredig liggen te slapen. Een vertederend en hartverwarmend beeld!

Het is vooral een oeroud instinct dat ons mensen op zo’n ogenblik te hulp komt!
Altijd wanneer wij ons zo verschrikkelijk alleen gelaten voelen – zo alleen en verlaten als de leerlingen van Jezus zich toen, in Jeruzalem, gevoeld moeten hebben – dan komt dat instinct ons te hulp.

De Handelingen van de Apostelen vertellen het ons: Jezus was weg! Hij had hen gezegd dat hij naar de Vader ging en dat dat ook voor hen goed was. Maar dat veranderde niets aan het feit dat ze nu helemaal alleen waren. En ze voelen zich ook zo: helemaal alleen en in de steek gelaten. En wat doen ze dan? Ze volgen het oeroude instinct dat ons mensen in dergelijke situaties laat overleven. Ze gaan naar de bovenzaal, een voor hen bekende ruimte in Jeruzalem, waar ze zich veilig voelen.
En ze zijn daar niet alleen: Maria, de vrouwen, Jezus’ broers en zussen, al diegenen die zich met Jezus verbonden wisten komen dicht, zeer dicht bij elkaar en proberen die vreselijke tijd samen te verdragen.

De tijd tussen Hemelvaart en Pinksteren! Dergelijke tijden komen in ons leven meer voor dan we misschien voor mogelijk houden. 
Dat begint al bij de kinderen. Mama en papa – bescherming en veiligheid, vooral in de donkere nacht – zijn er gewoon niet… Misschien niet eens letterlijk, maar vaak wel emotioneel niet thuis.
Of een gevoel zoals bij Hans en Grietje in het grote donkere bos: alles duister, en dan ook nog bitter koud; het soort van kou dat mensen altijd voelen wanneer ze alleen zijn, wanneer ze zich in de steek gelaten voelen.
De verlatenheid wanneer een partner er, na lange jaren samen, plots niet meer is. Wanneer het leven leeg wordt en er een heel eigen kilte intrek neemt in huis.
Wanneer je verlaten werd omdat je partner, na lange afmattende en vermurwende maanden, een definitieve streep onder de relatie getrokken heeft…

Dan wordt de kleinste kamer een reusachtige zaal, stikdonker en vooral ook zeer koud. Het gevaar om in die kou, in dat gevoel van verlatenheid, verstrikt te raken en verloren te lopen, is zeer groot. En veel mensen gaan er dan ook aan onderdoor.

De impuls, die vanuit het diepste innerlijk van de mens komt, is een heel andere. De leerlingen in Jeruzalem doen het ons voor: ze kruipen dicht bij elkaar. Weg uit de eigen muren, naar een plaats waar ook anderen zijn, waar ik kan beleven en aanvoelen dat ik met mijn alleen zijn niet de enige ben. Waar we elkaar weer kunnen oprichten, troosten en bemoedigen.
In dergelijke tijden tussen Hemelvaart en Pinksteren kun je maar één ding doen: bij elkaar kruipen, elkaar heel stevig vasthouden en samen uithouden wat niet veranderd kan worden. Dan mogen ook de diepe meningsverschillen die er gisteren nog waren geen rol meer spelen. In zulke tijden heb je ook kansen om weer contact op te nemen met iemand die je misschien al jaren uit het oog verloren hebt.
Want geen enkel bos kan zo donker zijn, dat ik er niet hand in hand met iemand anders doorheen zou kunnen komen.
Dat zien we zelfs aan de kerkelijke kalender: na Hemelvaart, de dag van het afscheid, komt Pinksteren. En wie angstig en terneergedrukt was, wordt nu met nieuwe kracht vervuld. De vrienden van Jezus worden gegrepen door een nieuwe levendigheid. De Geest van God bekommert zich om de mensen.

De tijd tussen Hemelvaart en Pinksteren, die tijd van eenzaamheid en verlatenheid: we moeten hem uithouden. We kunnen hem samen uithouden. En samen kunnen we het ook aan, swant die tijd blijft niet duren. Pinksteren komt, heel zeker – en dikwijls zelfs nog veel vlugger dan je denkt.