Inleiding 
Welkom in onze kapel. Fijn dat u de kou getrotseerd heeft om samen verder op weg te trekken, op weg naar Pasen. De afgelopen weken hebben we als acclamatie bij het evangelie een canon gezongen. In de lezingen van deze zondag wordt de betekenis van deze canon volgens mij heel mooi verhalend uitgewerkt. De verhalen van vandaag, bieden het verleden aan als teken van hoop. Vorige week hebben Jan en Janny na de viering een prachtige afbeelding uitgedeeld, van een vader en een zoon die op weg zijn. De vader draagt als rugzak een huis met een ontworteld wortelstelsel als fundament.

In deze viering zullen we stilstaan bij de relatie tussen geworteld zijn in de traditie en tegelijk vrij te zijn om richting de toekomst te bewegen. In de liederen, verhalen, gebeden en ook in de overweging zal gezocht worden naar woorden om deze verhouding uit te diepen. Hoe vrij mogen wij zijn, hoe vrij kunnen wij zijn als we staan en gaan in de beweging die met en na Jezus begonnen is, een beweging die geworteld is in de joodse traditie? Is er sprake van een dynamische beweging? Zo nee; hoe zetten we onszelf of de ander dan vast? Zo ja, hoe komen we dan in beweging?

Overweging
Vorige week stond in de viering de lezing van een vader met twee zoons centraal. Een zoon gaat weg van huis. Door omstandigheden vervalt hij tot armoede. Hij lijdt gebrek en denkt terug aan het leven bij zijn vader en broer. Juist ver weg van huis, als hij afstand heeft genomen van wat hem bekend was, kan hij met nieuwe ogen naar zijn thuis kijken, ziet hij met nieuwe ogen de liefdevolle kracht van zijn vader. En om in taal van deze tijd te spreken:
de jongste zoon keert terug naar zijn thuis 2.0

De lezing van de profeet Jesaja is gericht aan het joodse volk dat in ballingschap is: de Babylonische ballingschap. Bij de rivieren van Babylon denken ze terug aan hun thuisland,
aan de tempel in Jerusalem, aan hun god, die er toch altijd was, ook al zagen ze het zelf soms even niet. Het is misschien wel bijzonder dat juist in deze ballingschap het volk tot bewustwording komt. Want misschien wel júist in die ballingschap wordt de kracht van hun god herontdekt. En de profeet Jesaja helpt daarbij. In de eerste zin van zijn profetie plaatst hij god in de context van vrijheid.

‘Zo spreekt de Heer, die door de zee een weg legt.’ Deze woorden roepen bij mij meteen het boek Exodus in herinnering. Omdat hij zich geroepen weet door god, durft Mozes het aan om in te gaan tegen Farao. Hij durft in te gaan tegen de macht die zijn volk tot slaaf heeft gemaakt. Hij durft te geloven in de droom dat het anders kan. De vrijheid die lonkt is sterker dan de angst voor het onbekende. Maar na het verbreken van de boeien van de slavernij, na een spannende tocht door de zee die wijkt en ruimte maakt, komt het volk in de woestijn;
Veertig jaar ploeteren. Maar deze veertig jaren waren nodig om van de stammen van Israël,
daadwerkelijk één volk te maken. Het is de tijd die nodig was om met de ruimte van de verkregen vrijheid om te leren gaan. De verhalen in het boek Exodus maken duidelijk dat dit ging met vallen en opstaan. Want het was af en toe zo zwaar, dat het slavenhuis soms als een paradijselijk alternatief lonkte. Het was een barre zwerftocht, maar uiteindelijk is het volk thuisgekomen.

Omdat het onderweg in de woestijn niet altijd even lekker ging, ontving Mozes tien woorden van god. Tien woorden als een garantie om ook daadwerkelijk in de verkregen vrijheid te kunnen leven. Dit brengt ons bij de lezing uit het evangelie. Want de Schriftgeleerden en Farizeeën willen weten hoe Jezus zich tot de Wet van Mozes verhoudt. De vraag die ze Jezus voorleggen, is gebaseerd op een concrete situatie van overspel. Er wordt een vrouw in het midden geplaatst. Zij is de context waarbinnen de Schriftgeleerden en Farizeeën de visie van Jezus op de Wet willen weten. Het zijn mannen die haar beschuldigend voor Jezus brengen. In hun vraag aan Jezus klinkt al een zelfingenomen, zelfverzekerde veroordeling van deze vrouw door.

Wat Jezus dan doet is verrassend en in eerste instantie ook enigszins verwarrend. Eerst buigt hij zich voorover en schrijft met zijn vinger op de grond. Wat doet hij en waarom doet hij dit? Er staat niet wat Jezus op de grond schreef. Schrijven duidt op woorden. Het lijkt alsof Jezus woorden schrijft op de grond. In onze traditie wordt vaak gezegd dat hij woorden in het zand schreef. Maar dit staat niet in de tekst. Sterker zou zijn als hij woorden in steen zou schrijven. Daarmee zou er een directe link zijn naar de Tien woorden die Mozes van god kreeg. De Tien woorden van vrijheid die door gods vinger gegrift zijn in de stenen tafelen.

Door met zijn vinger op de grond te schrijven, verwijst Jezus zonder iets te zeggen naar de tien woorden van vrijheid. Dan richt Jezus zich op en spreekt hij bijzondere woorden, om uiteindelijk weer op de grond te schrijven. Het spreken van Jezus wordt gekaderd in de context van de woorden in steen; de tien woorden van bevrijding.

Als Jezus zich uiteindelijk opricht om te spreken, klinken er ook daadwerkelijk bevrijdende woorden. Althans zo zal gaan blijken. Want wat in eerste instantie op een veroordeling lijkt,
blijkt dat uiteindelijk niet te zijn. Jezus spreekt de in mijn ogen geniale woorden:
“Laat degene onder u die zonder zonden is, het eerst een steen op haar werpen.” Iedereen druipt af, de oudsten als eerste. Zonder dit in veel omhaal te beschrijven, is de verwarring bij de mannen met de stenen in hun hand – klaar om de vrouw te bestraffen – bijna tastbaar. 
Je hoort als het ware het ploffen van de stenen op de grond. Als iedereen weg is, richt Jezus zich opnieuw op en spreekt tot de vrouw: “Vrouw, waar zijn ze gebleven? Heeft niemand u veroordeeld?” Zij antwoordt dan: “Niemand, Heer.” “Ook ik veroordeel u niet; ga heen en zondig van nu af niet meer”

Als kind al, vond ik dit een geweldig verhaal. Ik moest hierbij toen en ook nu altijd denken aan de uitspraak van Jezus waarin hij ons erop wijst om meer aandacht voor de balk in ons eigen oog te hebben dan voor de splinter in het oog van een ander. Het is allemaal niet zo zwart – wit. In die zin zou ik in de context van dit evangelieverhaal graag de titel van een roman gebruiken: ‘Vijftig tinten grijs.’ Zwart – wit denken lijkt makkelijk. Het biedt in ieder geval duidelijkheid. Maar de werkelijkheid is niet zo eenvoudig. De verre en ook de meer recente geschiedenis maakt dat maar al te zeer duidelijk. De autonomie van de Oekraïners 
wordt in de meest recente oorlog door de Russen op brute wijze geschonden. Vele mensen zijn dan ook op de vlucht voor al het oorlogsgeweld. Ook veel buitenlandse studenten die in Oekraïne studeerden, slaan op de vlucht. Zij willen naar huis, naar hun familie. Uit beelden op het nieuws hebben we kunnen zien dat donkergekleurde vluchtelingen door Oekraïense beveiligingsmensen uit de trein worden gezet, om plaatst te kunnen maken voor lichtgekleurde vluchtelingen. Door deze oorlog zijn niet automatisch alle russen slecht. En uit het voorbeeld van de vluchtelingen in de trein, blijkt ook maar eens, dat niet alle Oekraïners altijd het goede doen.

Leven met de Tien woorden is lastig. Het mooie van de boodschap van Jezus vind ik dat hij zonder fouten goed te praten, maar zeker ook zonder veroordeling ons een perspectief biedt. Hij maakt in dit voorbeeld ruimte voor ons om in vrijheid te kunnen leven. Dat betekent dat je fouten mag maken, en vooral dat je weer opnieuw mag beginnen. Misschien is het onze uitdaging om te stoppen met zwart – wit denken en om het lef te hebben om in vijftig tinten grijs te denken. Ik denk dat dit alleen kan als we ons diepgeworteld weten in onze traditie. Dat we ons durven laten dragen door onze god die een bevrijdende god wil zijn, die ons ruimte biedt om in vrijheid te leven. Als wij onszelf die ruimte gunnen, kunnen we het ook elkaar gunnen. Dan kunnen we met elkaar, ieder vanuit zijn of haar eigen kracht,
meebouwen aan het Rijk van God. Dan is de traditie geen zware last die we meezeulen, die ons belemmert in onze bewegingsvrijheid, maar dan is de traditie een motor die ons in beweging zet.

Jezus laat ons in dit verhaal zien dat we onze vinger niet veroordelend moeten richten op de ander die in onze ogen fout is. Jezus laat zien dat we de vinger aan de pols moeten blijven houden; de pols die het kloppen van ons spirituele hart laat voelen. Dat mag voor ons een kompas zijn, zodat we met compassie naar onszelf en naar de ander kunnen kijken. Dan zal niet de dood, maar zal het leven zegevieren.