Auteur: admin

20e zondag door het jaar, 20 augustus 2023

Als je er onbevangen naar kijkt, het op je af laat komen, dan kan het Evangelie je soms tegen de haren instrijken. Zoals het gedeelte dat zojuist werd voorgelezen, wat zich aan woorden afspeelt tussen Jezus en de vrouw. In elk geval door de manier waarop de Evangelist Mattheus Jezus doet reageren, het verhaal misschien componeert. De vrouw komt op voor haar zieke dochter, die dat zelf niet kan. En ze laat, als een terriër, niet af!

Waarom wijst Jezus de vrouw, zo bruut bijna, af? Zijn leerlingen en Hij waren naar een grensgebied vertrokken, het gebied van Tyrus en Sidon. Misschien was Jezus in zijn eigen omgeving de disputen beu en de tegenwerking die Hij ondervond. Als we door zouden lezen, dan leggen ze heel wat kilometers af en we zien dat Jezus dat vaak doet, net binnen of net over de grens verblijven. Een grensganger!

De vrouw, zonder naam in onze tekst, voelt dat ze bij Hem moet zijn met haar zorg. En ze roept Hem met zijn messiaanse titel: Zoon van David, Ze is niet joods, maar in dat wat genoemd wordt heidens gebied waren wel joodse conglomeraties. Misschien was Jezus daarnaar op weg. Zoon van David, heb medelijden met mij! Zij weet wat ze wil en ze oet een beroep op zijn hart en barmhartigheid en ze blijft ondanks opmerkingen en tegenwerpingen het gesprek gaande houden. Misschien kent of onderhoudt ze niet de Tora, of het joodse religieus leven, maar ze heeft de kruimels ervan opgepikt. En die geven haar moed. Zij heeft haar geloof. En haar eigen geweten. En haar moederhart dat pijn doet. En wie zal en mag eigenlijk zeggen of ze er wel of niet bij hoort?  Wie wel of niet welkom wordt geheten. Waar is de gastvrijheid. Hoe hoog zijn de muren, hoe dicht de deuren?

Ik weet dat ik al eerder het project naar een synodale kerk heb genoemd. Het logo staat hier nog in de hal. De start met webinars en lezingen was als een frisse wind, zo levendig. Gericht op inspraak en participatie van alle gelovigen wereldwijd. Hoe wij de Kerk, met een hoofdletter, beleven en zien. De continentale fase die nu loopt heeft als speerpunt dat wij een luisterende kerk moeten worden. Van de leiding, het Bestuur, Paus en Bisschoppen naar de gelovigen maar ook vice versa. Wat geloven en hopen wij? Wat zijn onze vragen en zorgen? Wat zou er moeten veranderen en zal ooit het ambt, in elk geval het diakenambt, voor vrouwen toegankelijk worden? Er is zoveel geloof, zoveel talent, zoveel verlangen ook! Waar loop je tegenaan, wat als jouw kerk, waar je gedoopt, gevormd, wellicht gehuwd bent, wat als die wordt verkocht, of afgebroken. Wat is mijn/onze zeggenschap in de parochie? Waar blijft de stem van vrouwen- vooral- en mannen? Wij zijn samen immers de Kerk, volk van God.

Kort gezegd: hoe Top- down of hoe Bottom- up zou het kunnen zijn binnen het feit dat wij horen bij een wereldkerk, die een hiërarchische kerk is. En ook moet zijn! Maar dat is een andere overweging. 

Toen wij, van Mariëngaard, hier begonnen in 1992, waren er in de parochies rondom vele lekenvoorgangers. Zeer enthousiaste vrijwilligers. Henk Weijts, Willemien en ik hebben zo’n 30 cursusavonden met hen mogen houden. Op één ervan deelden we plastic koffiebekertjes en een schaar uit met de opdracht: Bouw je eigen kerk! Zoals jij die zou willen zien. Er werden ramen uitgeknipt, een of meerdere deuren, soms naar alle kanten en ik weet nog dat iemand de beker geheel openknipte tot de bodem en die plat op tafel legde. Een boeiende avond. Een pré- synodale zou ik nu zeggen. Wij zijn ingebed in een deel van een wereldwijd instituut. Met afspraken en regels. Die had Jezus, Zoon van de Tora, ook en soms heel stellig. Zoals vandaag. Maar hoe mag jouw geweten spreken, de vrucht van het 2eVaticaans Concilie? Een uitspraak is: “het hart weet de weg”. Dat is niet puur emotie of intuïtie.

Het sluiten van kerken, zeker financieel maar ook vanwege tekort aan ( gewijde) ambtsdragers en teruglopende inkomsten, is onontkoombaar maar kan een grote leemte doen ontstaan. Waar gaan mensen in nood heen? zij die zich alleen voelen, geestelijke steun nodig hebben. Zoals de vrouw vandaag: Heer, help mij?  Welke ruimte durven parochianen in te nemen, en zeker ook te creëren om te blijven samenkomen, voor het delen van lief en leed, het lezen van het Evangelie, het samen bidden van het Onze Vader en een kop koffie. in hun eigen kerkruimte! Ontmoeting, met elkaar, maar ook met de Ene, de God die uitnodigt en ons zoekt. De parochie is een eigen en sterke identiteit, die van de mensen is. Ze blijft mijn/ons geestelijk thuis! 

Jesaja zegt het vandaag: mijn huis zal genoemd worden: een huis voor alle volken, voor alle mensen van goede wil, die willen aansluiten, de vreemdeling, de gast.

De Kanaänitische is een oprechte gelovige. Dat is wat Jezus aan haar ervaart. Ze zet in op het Verbond, al kent ze niet alle afspraken. Het verandert haar leven, deze ontmoeting. En misschien ook het leven van Jezus.

Nog 2 dingen:
In onze voorbereiding noemden we de eerste regels uit  Psalm 4 zoals geschreven in de bundel GvL. De eerste strofe luidt: Gij zijt mijn waarheid. Gij die mij ruimte geeft! Wees mij genadig.
Die ruimte werd gevierd en beleefd, op de slotdag van de wereldjongerendagen in Lissabon. Na een wake vierde Paus Franciscus Eucharistie met ruim 1 miljoen jongeren. Zij voelen zich in parochies soms alleen. Maar daar, met vele leeftijdgenoten was er saamhorigheid, herkenning. In zijn slotwoorden, vrij samengevat, zei hij:
Je bent niet alleen. 
Onthoud wat je hier hebt beleefd en gevierd. 
Weet dat je met velen bent. 
Leef daaruit. 
Breng Gods stralende glimlach naar iedereen.
Dat geldt ook voor ons, deze dag en overal waar wij komen.

Hierop past alleen: Amen!

Hoogfeest Maria Tenhemelopneming, 15 augustus 2023

Zusters en broeders, steeds weer hoor ik na vakanties van heel veel mensen dat zij toch even een kerk zijn binnengestapt en een kaarsje hebben aangestoken. In welke kerk je ook binnen gaat, zeker in de wat zuidelijker landen, er branden altijd kaarsjes, en veruit de meeste van die kaarsjes, branden bij het beeld van Maria. ‘Sta ons bij in alle nood’, zo bidden die kaarsjes in onze naam. Want dat is waarom we ons tot Maria wenden: dat ze ons zou bijstaan. We kunnen dat aan alle heiligen vragen, we kunnen het vragen aan Jezus, we kunnen het vragen aan onze Vader in de hemel, maar we vragen het toch vooral aan Maria. En we doen dit, omdat Maria een mens is zoals wij. Net als wij kende zij geluk en ongeluk, vreugde en verdriet, zekerheid en onzekerheid, vertrouwen en angst. Maar hoe dan ook, zij bleef trouw en zij bleef geloven. Zij ging niet ten onder aan pessimisme en wanhoop, niet aan drank en drugs, niet aan anorexia, en ze slikte geen pillen van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Nee, haar geloof en trouw bleven sterk, ook toen haar goddelijk kind moest geboren worden in een stal. Ook toen ze naar Egypte moest vluchten omdat haar Kind bedreigd werd. Ook toen haar Zoon van twaalf buiten haar weten om in de tempel achterbleef, en bijna arrogant vroeg of ze niet wist dat Hij in het huis van zijn Vader moest zijn. Ook toen Hij als een gemene misdadiger aan het kruis werd geslagen. Dat is wat ons tot haar doet bidden en waarom we haar steun vragen: dat wij niet ten onder zouden gaan wanneer we kreunen onder onoplosbare problemen en tegenslagen, onder inspanningen die niets opleveren, onder ziekte en ellende. Dan bidden we om haar steun, en dat haar voorbeeld ook onze weg zou zijn. We steunen daarbij ook op haar Magnificat. Haar loflied omdat zij door God werd uitverkoren om de moeder te worden van zijn Zoon. Zij, een jong meisje uit een onooglijk klein dorpje in het immens grote Romeinse rijk. Geen keizerin of machtige vrouw van hoge adel uit Rome of een andere belangrijke stad, maar een doodeenvoudig meisje dat, net als de andere vrouwen in haar cultuur, niet meetelde in de maatschappij. Rechten had ze niet, alleen maar plichten en volstrekte onderdanigheid. En toch kiest God de Heer voor haar.  Haar vreugde om die uitverkiezing zingt ze uit in haar Magnificat. Dankbaar dat God vol liefde is voor armen en kleinen, dat Hij de machtigen en de rijken met lege handen wegstuurt, en dat Hij barmhartig is voor eeuwig. Ook daarom blijft Maria ons aanspreken: om haar geloof in Gods liefde.  Geen voorkeurliefde voor rijkdom en macht, maar voor nederigheid en kleinheid, want alleen daarmee wordt de wereld leefbaar voor iedereen, en dat is toch wat wij willen: een wereld waarin we gelukkig kunnen zijn, een wereld waarin we niet geconfronteerd worden met wreedheid, oorlog, uitbuiting, onderdrukking. Dat zulke nood niet over ons zou komen, ook daarvoor bidden we tot Maria. Hoe dreigend die nood is, zien we in de eerste lezing. Johannes, de auteur van het boek van de Openbaring, schetst die nood in merkwaardige beelden. Als een vernietigende en moordende draak keert het kwaad zich tegen de wereld, veegt het een derde van de sterren aan de hemel weg en werpt ze op de aarde. We weten wat die draak en die weggeveegde sterren zijn: dat zijn de vreselijk oorlogen, volkerenmoorden, vernietigingen, uitbuitingen, slavernij die de wereld eeuwenlang geteisterd hebben, die ook vandaag helemaal niet uitgeroeid zijn, en waarbij we alleen maar kunnen hopen dat het Kind dat Maria heeft gebaard de draak van het kwaad zal overwinnen.Zusters en broeders, laten we ook daarvoor bidden tot Maria: dat haar Zoon, dat God de draak van het kwaad zou overwinnen. Dat zij onze gebeden om vrede zou doorgeven aan God onze Heer. Dat wijzelf met haar steun zouden streven naar liefde en vrede. Amen.

19e zondag door het jaar, 13 augustus 2023

Ik denk dat we het allemaal wel eens meegemaakt hebben. We willen de fiets pakken of de wandelschoenen aantrekken om van het mooie weer te genieten. Een goed plan, heerlijk ontspannen, goed voor lijf en leden. Maar dan verschijnen er plotseling dreigende onweersbuien aan de lucht. En je stemming slaat om. Je zult toch eigenlijk wel gek zijn je zomaar nat te laten regenen. Onze stemming is net zo veranderlijk als het weer. Maar laten we het daar maar niet over hebben, want het weer is ook altijd te warm of te koud, te droog of te nat. Het deugt nooit. De leerlingen van Jezus hadden een wonderbare spijziging meegemaakt, een hemels tafereel. Nu zitten ze in het schip en worden alweer helemaal opgeslokt door de crisis. Door het weer en de golven. Zo erg, dat ze, als Jezus komt, niet zeggen: “Hè gelukkig, daar is Hij”, maar, “O nee, dat ook nog, een spook”. Als Mattheus het opschrijft in zijn evangelie, heeft de christelijke kerk de eerste tientallen jaren van haar bestaan al achter de rug. Ik ben er zeker van dat Mattheus niet alleen aan die eerste leerlingen in die boot denkt bij zijn verhaal. Hij zal zeker ook gedacht hebben aan de gemeenschappen van christenen om hem heen. Ze weten van de wonderen van de Heer.  Maar als de nood aan de man is, lijkt dat zo weinig te helpen. De paniek breekt zo weer uit. Jezus die over het water gaat. Dat is belichaming van God die niet gevangen zit in het schuitje van onze situatie. Hij staat erboven. Hij wordt er niet door heen en weer geslingerd. Wij, en dat is nu eenmaal het verschil, wij staan niet boven onze situatie. Wij zitten wel in het schuitje van ons bestaan en daar moeten we het mee doen. Het evangelie zegt dat de Heer naar ons toekomt en bereid is om met ons in ons schuitje te stappen. En eventjes lijkt het alsof het ook andersom kan. Petrus, in al zijn enthousiasme, komt op het idee om zijn medegelovigen achter zich te laten en ook boven de dingen te gaan staan. En de Heer staat hem toe die proef te nemen. Hij daagt hem uit. Voor een moment lukt het dan ook nog. Voor een moment. Dan blijkt dat ook Petrus gewoon één van ons is. Iemand die niet boven zijn eigen lot en omstandigheden staat. Het is niet onze roeping één voor één uit dat schuitje weg te lopen waarin we nu eenmaal zitten: het is onze roeping de Heer welkom te heten. De Heer die zich bij ons voegt. Pas dan gaat de wind liggen en worden de golven rustig. Kleingelovige, zegt Jezus tegen Petrus, waarom heb je nou getwijfeld. Ik denk dat we in deze vermaning vertedering mogen horen. Dus geen hard oordeel. Kleingelovig zijn we, als het er op aan komt, allemaal.
Groot gelovigen, mensen die menen overal boven staan, die over de golven van ons lot heenlopen omdat het hun allemaal niets doet, daar komen maar al te vaak ongelukken van. Geloven is niet presteren voor de Heer. Nee, het is de Heer willen ontvangen, daar waar wij zijn, in ons schuitje. Zelfs de grote profeet Elia bleek een kleingelovige te zijn. In de opening van de grot beklaagde hij zich dat hij de enig overgebleven gelovige in het land was. Net zo alleen als Petrus die over de golven liep. Maar zoals de Heer Petrus terugbracht bij de gemeenschap in dat schuitje, zo kon God aan Elia melden dat er nog zevenduizend medegelovigen in het land waren. Iets waar Elia met zijn hele geloof niet bij kon. Wij hoeven ons geloof niet onderling te vergelijken. Wie het grootste geloof heeft? Dat is echt niet interessant.
Het is absoluut niet belangrijk. Wie naar het grootste geloof streeft, dreigt bij zijn medemens vandaan te lopen. En te zijn bij je medemens, dat is nou juist de plaats waar de Heer je wil vinden. Samen in het schuitje van het leven.

Feest van de Gedaanteverandering van de Heer, 6 augustus 2023

Er zijn van die momenten dat alles een grote harmonie lijkt. Op weg naar geluk beleef je een moment van opperste geluk, gelukzaligheid. Dat is toch uiteindelijk het doel van ons leven: waartoe zijn wij op aarde? Om hier en in het hiernamaals gelukkig te zijn. Geluk is een groot goed, belangrijk voor ieder mens. Maar waar proef je van dat geluk, waar ervaar je die momenten van geluk.

De een zal zeggen: toen ik op die speciale zondagmorgen, na het overlijden van mijn vader, langs het strand liep, overkwam me een moment van geluk. Die ene meeuw, die een stukje met me meegelopen was, vloog weg, over de duinen heen. En ik besefte dat ik het voortaan alleen, zonder hem zou moeten doen.

Een ander zal zeggen: toen ik samen met mijn vrouw op de bank zat en met haar sprak over hoe het nu verder moest met ons. We hadden steeds maar weer ruzie over de opvoeding van onze zoon. Telkens als dat ter sprake kwam, was de wortel van de ruzie al in zicht. Het leed was al geschied. Maar toen, die ene keer, kwamen we tot een akkoord. We zouden onze zoon moeten loslaten. Hij zou zijn eigen leven moeten leven, ondanks drugs en drank. Op dat moment  van besef van loslaten, waren we één, een moment van geluk.
Je zou die momenten willen vasthouden, ze willen koesteren, ze  in een doosje willen doen. Je zou er een tent omheen willen zetten, zodat anderen er geen bezit van kunnen nemen, zodat het niet verloren zou gaan. Maar dat kan niet. 

Die momenten duren maar even. Dan moeten we weer verder met ons leven, in al zijn weerbarstigheid. Het is als een hand met zand. Als je die dichtknijpt, ontglipt het zand. Pas in een open hand kun je wat zand bewaren. Nee, we kunnen het wel willen, zoals Petrus in het evangelie, maar het zal ons niet lukken. We kunnen geen drie tenten bouwen om het bestaande te consolideren. En terwijl Petrus het voorstel lanceert, trekt er een wolk rond de berg en ontglipt het beeld als een hand vol zand. 

Uit de hemel klinkt een stem: Dit is mijn zoon!! Waar heb ik dat meer gehoord? In de woestijn toen Jezus werd gedoopt. Ook daar klonk een stem die zei: dit is mijn zoon. En hij is ook de enige die in beeld terug komt. Mozes en Elia zijn verdwenen. Het beeld probeert ons te zeggen: om hem is het te doen. We hadden Mozes voor de Thora, de wet. En we hadden Elia als een van de profeten. Dè pijlers van het joodse geloof. Maar in Jezus worden deze twee, wet en profeten, samengetrokken, tot één geloof; één kijk op het leven; één manier om het eeuwige geluk te zoeken en te vinden.

Petrus, Johannes en Jakobus waren er bij. Zij kunnen er van getuigen. Zij hadden zo’n bijzondere ervaring, zo’n topervaring. Ze wilden hem vasthouden, maar ze ervoeren dat dat niet kon. Ze zullen op weg moeten naar nieuwe geloofsmomenten, naar wegen van geluk.  In de tijd die zal komen, krijgen ze nog te maken met haat en verraad, met onenigheid en ruzie, met machtsmisbruik en onrechtvaardigheid. Uiteindelijk zullen ze geconfronteerd worden met de keerzijde van het leven, als Jezus vermoord wordt aan het kruis.

Maar ook dat is een ervaring op weg naar dat geluk. Ook dat moeten ze doorstaan, om uiteindelijk die zoektocht naar geluk, te kunnen volbrengen, wellicht op weg naar Emmaus. Om dan te denken: ja, zo heeft God het bedoeld; zo is het goed. Dan leven we het leven zoals we dat krijgen. We kunnen het leven niet maken, ook niet door drie tenten op te bouwen. We kunnen het leven alleen leven. 

Waar ervaar je zulke momenten van geluk?
Ik denk dan aan die keer, toen ik een oude medebroeder van 94 jaar mocht ophalen van het revalidatiecentrum, waar hij 6 weken verbleef na een gebroken heup. Hij herkende weer waar hij woonde, hij herkende weer zijn medebroeders, hij herkende weer zijn eigen kamer. En dat terwijl hij een dag daarvoor niet eens wist waar hij was of hoe de dag er uit zou zien. Dat was voor mij een topervaring: een ander gelukkig zien worden door jouw toedoen. Niet vanwege jou, maar vanwege die ander.

Rest ons de vraag: ervaren en herkennen wij die momenten van geluk?

17e zondag door het jaar, 30 juli 2023

Vandaag horen we het slot van de rede van Jezus rond een aantal gelijkenissen. Drie vertelt Hij er nog. En daarna volgt de conclusie. We beginnen bij de akker waarin een schat verborgen is.  Iemand vindt die schat, verbergt hem weer en gaat alles verkopen om die akker te kopen. Het gaat hier zeker niet om een gewone schat. Het gaat over meer.

Er is een bekend verhaal over de discussie tussen koning Kaspia en de Griekse Koning Alexander. Alexander wil indruk maken met goud en zilver maar Kaspia is daarin allerminst geïnteresseerd. Het gaat hem om de manier van handelen en rechtspreken. Hier gaat het in de eerste gelijkenis ook om. Het gaat om de kostbaarste schat die Israël te bewaren heeft. Om goud en zilver steken volkeren elkaar dood.  In Israël gaat het om de Wet des Heren, de Thora. Kostbaarder dan zuiver goud, ja nog meer, is de Wet des Heren, schrijft de psalmist. Dan volgt de gelijkenis die over een rijke koopman gaat, die alles op alles zet om de kostbare parel te bemachtigen die hij gevonden had. Ook voor een rijke, zo lijkt het, is er hoop. Hij kan immers ook kiezen, net als een ander. Wel zal hij alles moeten verkopen………….Die andere rijke, de jongeling in het Lucas evangelie, was er niet toe in staat. En de derde gelijkenis. De uitspraak dat het visnet in zee geworpen wordt duidt erop dat God erachter zit.  God is de grote verzamelaar van mensen In het Mattheus evangelie wordt sterk de nadruk gelegd op de vorming van gemeenschap. Rond de Messias worden dan veel zaken duidelijk. Wie durft het aan zich aan te sluiten? Het moment van nu of nooit is voor iedereen aangebroken die voor de Messias kiest en voor het Koninkrijk van God dat komen mag en moet. En dan wordt de evangelielezing afgesloten met een vraag; hebt ge dit alles verstaan. Dat is niet zomaar een vraag. Met het verstaan, met het horen heeft te maken of je je leven wilt gaan veranderen. De goede verstaander zal in actie komen en kiezen voor God en zijn vernieuwingsbeweging. Rond Jezus worden de oude vragen des te klemmender. Is Jezus die nieuwlichter die alles overhoop haalt?  Allerminst. Hij is een schriftgeleerde die onderricht in het Rijk der hemelen, het Koninkrijk Gods. Jezus is trouw aan de kostbaarste schat van Israël, de Thora, de Wet. Hij staat geheel en al in de joodse traditie en maakt die opnieuw levend door zijn eigen inzet. Het hangt van de keuze van de hoorder af of zijn vernieuwingsbeweging heil brengt voor de wereld. Luisteren naar het Woord, ook duidelijk het onderwerp dat vanmorgen in de eerste lezing aan de orde kwam. God verschijnt in een droom aan de jonge, onervaren koning Salomo. En God vraagt hem, Wat wil je dat ik je geef? Salomo vraagt dan om een opmerkzame geest om recht te kunnen spreken over dat grote volk waarin hij staat, en onderscheidt te kunnen maken tussen goed en kwaad. En God voldoet aan dit verzoek, vooral omdat Salomo niet iets voor zichzelf vraagt of om de ondergang van zijn vijanden. De vraag van Salomo “Geef mij een opmerkzame geest” staat centraal in deze lezing. Een opmerkzame geest is voor de koning van een groot volk een vorstelijk cadeau. Maar hoe exclusief dit cadeau is hangt een beetje af van de vertaling die gebruikt wordt. Soms vertaalt men opmerkzame geest met “een opmerkzaam hart”  of met de omschrijving;  “leer mij luisteren”. Maar Salomo vraagt toch iets meer dan een cursus gesprekstechniek. Eigenlijk staat er; “geef mij een horend hart”. Het hart is in de Bijbel het orgaan dat de indrukken van buiten opneemt en de mens in staat stelt om besluiten te nemen. Wat vraagt Salomo nu eigenlijk. Juist door de vertaling “een horend hart” wordt duidelijk dat Salomo aan God de kracht vraagt om te leven volgens de geloofsbelijdenis van Israël; Hoor Israël, de Heer is onze God en de Heer is één. Gij zult de Heer uw God liefhebben met geheel uw hart en met heel uw ziel en met al uw krachten. Salomo vraagt God dat hij een goede koning mag zijn door dag en nacht te horen naar dat Woord God heeft de mens iets te zeggen. Hij doet dat in de vorm van een gebod. En hij vraagt nogal wat, inspanning, aandacht, ruimte maken, toewijding en bekering. De bijbels godsdienst is niet ontstaan uit een godsdienstig gevoel of uit een religieuze ervaring, maar uit een gebod;  Hoor Israël. Salomo vraagt dat hij mag horen van Gods wil met zijn volk. Hij zegt niet voor niets een paar keer dat het volk “van God” is. Salomo bidt dat hij zich het volk van God niet toe-eigent als zijn eigen bezit en er over gaat heersen zoals andere koningen. Hij bidt dat hij open mag blijven staan voor de momenten waarop God zich openbaart, momenten waarop hij moet oordelen over goed en kwaad, over wat recht is en wijs. Hij vraagt een open oog te houden voor de noden van de mensen, opdat hij als “ zoon van God” het licht van God mag doorlaten. De boodschap van de lezingen van vandaag staat haaks op de overheersende cultuur waarin wij nu leven. We leven in een tijd waarin een groot deel van de mensheid in de westerse wereld een calculerende consument is geworden. De maat van zijn daden is primair zijn individuele welzijn in termen van maximale behoeftebevrediging. In het Hoor Israël is het eigen welzijn innerlijk verbonden met het welzijn van anderen en mede daarin ligt de zin van het menselijk bestaan. Niet horen naar het Woord dat “van buiten” komt, het Woord met een hoofdletter waar we over spraken,  heet in de rabbijnse traditie; de wortel ontkennen. Wie de wortel van zijn leven ontkent, vervreemdt van de naaste, van God en van zichzelf.

16e zondag door het jaar, 23 juli 2023

Inleiding 
Blijkbaar is het de tijd van de parabels. Vorige week hoorden we de parabel van de zaaier, vandaag en volgende week horen we telkens drie parabels. Verwonderlijk is dat niet: Jezus verkondigde zijn boodschap over het Koninkrijk van God immers het liefst in parabels. ‘Hij sprak uitsluitend in gelijkenissen tot de menigte’, zo staat het letterlijk in het evangelie. Alles samen vertelt Hij een veertigtal parabels en die zijn allemaal gebaseerd op de herkenbare werkelijkheid. Onkruid tussen het graan, een klein zaadje dat uitgroeit tot een stevige boom, gist die de bloem doet rijzen … het is vandaag even herkenbaar en even realistisch als in de tijd van Jezus. 

 Overweging
 Vorige week hoorden we de parabel van de zaaier, vandaag vertelt Jezus drie parabels: een over het goede zaad en het onkruid, een over het mosterdzaadje en een over de gist in het deeg. Zeker in de eerste van deze parabels is het duidelijk dat het gaat om de strijd tussen goed en kwaad. De goede boer mag de zuiverste tarwe zaaien die er bestaat: wanneer zijn boosaardige vijand nadien onkruid tussen zijn tarwe zaait, kan hij een zuivere oogst vergeten. 

 Het lijkt een hard verhaal, maar het is niets anders dan een beeld van de werkelijkheid. Want het perfecte goede bestaat niet. Misschien bestaat het wél, maar het komt niet voor, niet in onszelf, niet in de wereld, niet in welke menselijke waarde en welk menselijk streven dan ook. Altijd krijgt het goede te maken met wat níet goed is. Dus kan de wereld niet ingedeeld worden in twee groepen: die van de goeden en die van de slechten. Wie zijn wij trouwens om te oordelen? Wie van ons is zo perfect dat hij of zij geen enkel gebrek en geen enkele tekortkoming kent? Dat is ook wat Jezus uitdrukkelijk zegt in het evangelie: dat we niet zouden oordelen! Zijn verhaal gaat immers niet écht over tarwe en onkruid. Welke landbouwer zou trouwens het onkruid weelderig laten tieren in zijn graan? Maar Jezus heeft het daar niet over, maar over het Koninkrijk van de hemel, en dat is een Rijk van liefde, vrede en gerechtigheid, van nederigheid, goedheid en barmhartigheid. Om dat Koninkrijk te verkondigen en vóór te leven is Hij als mens onder de mensen gekomen. 

 Hij kende daarbij veel tegenstand, Hij werd zelfs vermoord, maar oordelen, veroordelen en bestraffen deed Hij niet, want Hij is de Zoon van God, ‘naast wie er geen andere God is die zorg draagt voor alles’, zegt Wijsheid in de eerste lezing. En Wijsheid zegt ook over de Heer onze God: ‘Gij kunt uw macht tonen wanneer Gij maar wilt’! Maar dat doet God niet, want bij Hem heerst geen overmoed en geen hoogmoed, maar liefde, rechtvaardigheid, zachtheid en goedertierenheid. Zo is God, zo is Jezus. 

 En hoe zijn wij? ‘Naast U is er geen andere God’, zegt Wijsheid, maar leven wij echt in dat geloof? Of worden wij verblind door andere goden? De goden van onze tijd. De vedetten die zich verkopen voor waanzinnig veel geld. De ondernemers die alleen uit zijn op winst en die niet of nauwelijks reageren tegen kinderarbeid en uitbuiting. De politici die zich in veel Afrikaanse landen, maar ook in Rusland, Turkije, Venezuela en in nog zoveel andere landen levenslang vastklampen aan macht en bezit. Politici die zonder aarzelen mensen uitschakelen die opkomen voor gerechtigheid en vrijheid. Gaan wij zulke wegen? De wegen van onuitroeibaar onkruid? Laten wij ons misschien overwoekeren door het onkruid van egoïsme, bezitsdrang, onverschilligheid, zelfverheerlijking? Of laten wij het zaad van Gods Koninkrijk uitgroeien tot een vruchtbare oogst, door mee te werken met onze Kerk, door uit te komen voor ons geloof, door te leven naar de woorden en daden van Jezus?
 Mag ons leven ook uitgroeien tot een boom waarin verloren vogels hun nest kunnen bouwen? Kunnen mensen in nood écht op ons rekenen? Zijn wij bereid om te helpen, te steunen, te luisteren, liefde en warmte te geven?  

Beste mensen,
laten we ons afvragen waar wij staan in de parabels die Jezus vandaag vertelt. Proberen wij vruchtbare tarwe te zijn en ook een stevige boom van liefde, vrede en barmhartigheid, of trekken we het ons allemaal niet aan en gaan we onze eigen weg, ook al gaat die helemaal in tegen de wegen van het Koninkrijk van God? Is God de Heer echt onze enige God of aanbidden wij ook andere goden die alleen met onszelf te maken hebben? Laten we een goede keuze maken. Laten we dus proberen echt mee te werken aan het Koninkrijk van de Heer onze God. Dat heerlijke Rijk van liefde, vrede en gerechtigheid.

15e zondag door het jaar, 16 juli 2023

Je hoort, beste mensen, steeds vaker dat de kerk één van de instituten is waar men zich bezig houdt met zingeving. Ja, één van de instituten, één van de velen waar, zo denkt men, in algemene termen wordt nagedacht over de zin van het bestaan. En als het even kan men ook nog bezig is met waarden en normen. Wat is de zin van het bestaan? En hoe kan het antwoord op die vraag een zinvolle bijdrage leveren aan onze samenleving? De kerk als zingevinginstituut. De lezingen van deze zondag zetten bij die visie op zijn minst een vraagteken. Als ze deze visie al niet geheel en al onderuithalen. Uit de profetie van Jesaja hoorden we een klein stuk uit een prachtig gedeelte, waarin God in de woorden van de profeet het volk Israel oproept opnieuw naar Hem te luisteren. Want wat Hij te zeggen heeft is als water voor wie dorst heeft en als wijn en melk die je zonder betalen kunt krijgen. Opbeurende, bemoedigende woorden voor het volk dat in Babel in ballingschap zit. En ballingschap is crisis, is verwarring, is ontheemding. Die oproep loopt uit in de gelijkenissen die we vanmorgen hoorden. Regen of sneeuw dalen neer uit de hemel om de aarde nat te maken, zodat er zaad is om uit te zaaien en brood om te eten. Zo gaat ook het woord van Gods mond uit. God doet wat Hij wil. De gelijkenis met de regen en de sneeuw is veelzeggend. Regen of sneeuw, ze vallen, gelukkig tot op de dag vandaag, zomaar, zonder dat je er iets voor hoeft te doen, zonder dat je er iets tegen kan doen, behalve dan een paraplu opzetten. Maar rondom je wordt het dan toch gewoon nat. Zo komt ook het woord van de Heer. Het woord van de Heer, dat altijd gelijk een daad is. Woord-daad van bevrijding, van toekomst, van een goed land, een goede aarde om op te wonen. Dat woord, dat hoort Israel in de crisis, die bijzondere belofte. Daarmee mag het volk, mogen ook wij in hun voetspoor, leven. In de gelijkenis die we vandaag uit het evangelie horen, gaat het ook over dat woord, dat gesproken wordt, uitgezaaid. Jezus vertelt de gelijkenis aan de oever van het meer. Bij het strand dus. Het strand, niet zoals in onze dagen een veel gezochte plek van vertier. Nee, het strand als een oord aan de rand van het bestaan. Daar, op die plaats zijn veel mensen bij elkaar gekomen, zoveel dat Hij in een boot is gegaan, bij dat strand, aan de kant van de geordende samenleving, die altijd weer over zinvragen wil nadenken. Maar daar gaat het Jezus niet om. Hij vertelt hier opnieuw, net als de Heer in Jesaja, een gelijkenis. Een gelijkenis waarin het ook gaat om het zaad, dat woord, én om de zaaier. De Heer zelf, die dat woord uitzaait. En het gaat om de grond en dat zijn wij, vandaag, hier. De zaaier zaait overvloedig, alle kanten op; een deel valt op de weg, een deel op rotsachtige grond en ja, dat kan natuurlijk niet wortelen, het krijgt daar geen diepgang, een deel valt tussen de dorens en daartussen kan het de concurrentie met het slechte gewas dat er al stond niet aan. Maar er viel ook zaad in goede grond en bracht vrucht voort. Aan het begin van de gelijkenis vertelt Jezus heel uitvoerig over het werk van de zaaier, dat werk, dat vergeefs lijkt, het zaad valt op de weg, op rotsachtige bodem, tussen de dorens. Maar aan het eind van de gelijkenis blijkt dat, later, op het moment van de oogst, er ook zaad op goede grond is gevallen. Dat is een wonder, als het oogsttijd is, blijkt er inderdaad ook nog wat te oogsten te zijn. Het woord van de Heer keert niet vruchteloos terug. Het koninkrijk van God breekt door. Ondanks alles, ondanks alle tegenwerking, ondanks dat het soms uitzichtloos is, alles tevergeefs lijkt; het breekt door. Als iedereen weg is en Jezus met de leerlingen alleen is achtergebleven, legt Hij hen de gelijkenis uit. Niet iedereen hoort het woord, sommigen blijken een paraplu te hebben. Of ze horen wel maar worden door allerlei andere zaken in beslag genomen. Maar uiteindelijk blijkt dat er toch wel wordt gehoord én verstaan, toch wel wordt begrepen. Er is ook zaad in de goede aarde gevallen. Bij welke groep behoren wij. Horen wij wel echt? Of zijn we teveel in beslag genomen door bijvoorbeeld bezit? Of vraagt de zorg om een enigszins menswaardig bestaan zoveel energie? Bij welke groep horen wij? Wel een spannende vraag, maar het antwoord is niet beslissend. De komst van het koninkrijk hangt niet af van ons horen en verstaan. Er wordt gehoord en verstaan. Er is gehoord en verstaan, door Jezus zelf. En daarom komt die toekomst op ons af. De kerk een instituut voor zingevingvragen, waarin in algemene termen gezocht wordt naar de zin van het bestaan? Nee toch! De kerk, wij, wij vormen niet meer en niet minder dan een gemeenschap die leeft van dat bijzondere verhaal. Van die unieke belofte. Van het woord dat niet vergeefs terugkomt, zaad dat vruchtbare bodem heeft gevonden.