Lezingen: 2 Kon.4,8-17; Rom. 6,3-4.8-11; Matt. 10,37-42
Inleiding
 Er staat een glas fris bronwater op het altaar, en het zou misschien sympathiek geweest zijn om dat ook bij uw stoel neer te zetten. We hebben tropische dagen achter de rug en niets is dan zó heerlijk als een glas koel water. En dat is- in ons land- een luxe, dat we dat zo uit de kraan kunnen nemen. We zullen het horen in het Evangelie deze morgen, wat een beker water betekent voor wie niets heeft. 
Op de voorkant van uw boekje staat: De Uitdaging. Die is zeker te vinden in de stevige woorden van Jezus. Maar vandaag, met naast het Evangelie een prachtig verhaal over de profeet Elisa en een vrouw uit Sunem, koos ik, kozen wij voor het thema ‘gastvrijheid’, Gastvrij zijn. En hier, in onze kapel, mag dat ook weer! Wij zijn te gast bij elkaar en samen bij de Grote gastheer bij uitstek, Jezus Christus Dat onze viering, ook zonder samenzang, feestelijk mag zijn! 
Overweging
Een van onze vrienden, die we aan het begin van de pandemie zo graag hadden willen ontvangen zei: “Voor jullie is dat het allerergst! Jullie spiritualiteit is toch die van gastvrijheid”. 
Augustinus, onze Regelvader ziet op heel veel plaatsen in de Bijbel aandacht voor die gastvrijheid. En van wezensbelang voor hem is dat elke mens, wie hij of zij ook is, van die gastvrijheid kan genieten, daar deel aan mag krijgen. En dat een gast in je midden ontvangen is als Christus zelf ontvangen. Je probeert naar je gasten voorkomend te zijn en hoopt dat ze niets tekortkomen. 
Gastvrijheid is bij Augustinus: alles gemeenschappelijk delen, één van hart en ziel op weg naar God. Dat geldt voor een kloostergemeenschap, zoals hij die zag en beleefde, dat geldt ook voor het opnemen van gasten.

De eerste lezing uit het tweede boek Koningen liet één van de vier prachtige verhalen horen uit het vierde hoofdstuk. We hebben een uitgebreidere versie gelezen, om meer recht te doen aan deze bijzondere vrouw. Zij ontvangt Elisa in haar huis en biedt hem een maaltijd. Meer nog: in overleg met haar man wordt er voor de profeet een aparte kamer gebouwd op het dak van hun huis, eenvoudig maar comfortabel ingericht, een pied à terre voor als hij onderweg bij hen langs komt. Er vielen mij twee dingen op: Elisa wil haar uit dank aanbevelen bij de koning of de opperbevelhebber. Maar ze antwoordt: Nee, heer, ik leef te midden van mijn eigen volk… dat is haar genoeg!! Geen aanzien of wat dan ook. En het tweede: de man Gods, die voor haar een heilige is, zo noemt ze hem ook, roept haar in zijn logeervertrek om te vragen wat hij voor haar kan doen. Maar ze blijft in de deuropening staan en houdt daarmee afstand. En u heeft het gehoord: ze is kinderloos en lijdt daar onder en Elisa doet haar de belofte van een zwangerschap. 
Haar eigen volk, daar is ze thuis, daar ligt haar taak. Daar doet ze wat ter hand is. Daar kan ze Elisa gastvrijheid en een maaltijd aanbieden. En het is jammer dat we de komende zondagen niet verder lezen in dit mooie hoofdstuk vier. 

Gastvrijheid. Met een maaltijd, een glas fris water. Kristiaan Depoortere, ik heb zijn naam wel eens eerder genoemd, zegt over het korte Evangelie van deze zondag, dat het overduidelijk de taal is die ook klinkt in de Bergrede. Een leergesprek. Jezus begint met een forse uitspraak, die voor ons, gewone gelovigen, bijna niet haalbaar lijkt: wie méér houdt van zijn vader of moeder dan van mij…,is mij niet waard, wie zijn kruis niet opneemt en mij volgt… Maar: wie (van ons) kan het opnemen van zijn kruis ontlopen! En kent er niet de zwaarte van! Maar uiteindelijk- en de toon in het tweede gedeelte wijst daarop, gaat het om leven! Leven geven, leven vinden. In Jezus Christus die het Leven zelf is.
“Alleen sámen”, hoe vaak klonk dat niet tijdens de heftigheid van de pandemie. Alleen- samen trekken we elkaar op, helpen we elkaar opstaan… de kleinen, zij die het kwetsbaarst zijn het eerst. Alleen samen breken en delen. Delen, zegt Augustinus, laat zien dat we dan zelfs nog overhouden. 
Het Evangelie ademt Jezus’ ónverdeelde goedheid, zijn zorg voor de mensen die het meest kwetsbaar zijn. En Hij vraagt van ons Hem daarin na te volgen. En naar de mensen toe te gaan. Die goedheid, die kenmerkte de vrouw uit Sunem. Zij kende Christus niet, en misschien de Thora niet, maar zij eerbiedigde de wetten van de gastvrijheid. 

Afgelopen dagen werd de Nipkow schijf uitgereikt vanwege een documentaire over Andalusië. Maar ik hoorde iemand zeggen, dat ze die graag gegund had aan de makers van de ‘Frontberichten’ in Coronatijd, ’s avonds op TV: de schoonmakers, verzorgenden in het verpleeghuis (zolang verstoken van beschermingsmateriaal), de IC verpleegkundigen, artsen, het ambulancepersoneel… Ze waren vaak bang om anderen, hun gezin, te besmetten, maar ze gingen door, zonder de zo nodige vrije dagen, met vele overuren, vanuit een ideaal, vanuit mededogen. Hun werk was en is blijde boodschap voor veel mensen. 

Om léven gaat het, om goed samenleven. Om het welzijn van de ander, die op jouw weg komt. Uitnodigend en gastvrij. De beperkingen die er nu zijn door het virus, raken veel mensen, zeker zij die aan huis gekluisterd zijn; niet zomaar bezoek kunnen ontvangen. Dat vraagt creativiteit. En een menselijke stem door de telefoon, een kaartje, trouw blijven, doet heel veel. Deze dagen herlas ik een stukje uit de biografie over Astrid Lindgren. Van de boeken van Pippie Langkous, zeker, maar ook van een kinder- en volwassenenboek over rouw en zoveel meer. Haar levensmotto was en ik citeer haar vrij: “Ik vind dat je elke dag moet beginnen met het idee dat het de enige dag is die je hebt”. Om goed te leven, om goed te doen. Of, in het volgen van Jezus’ aansporing: Kom, er is werk te doen! Amen.