Afgelopen vrijdag kwam ik terug van drie weken vakantie. Ik nam de teksten van deze zondag mee, om ze te overwegen met het oog op de overweging van vandaag.

Hoe we naar onze vakantiebestemming in Duitsland vertrokken stond eigenlijk haaks op wat ik in de evangelielezing van vandaag las. Onze auto zwaar beladen: tassen vol kleding, boeken, toiletgerei, proviand voor de eerste tijd. Zoals gewoonlijk namen we veel te veel mee.
En daarnaast troffen we alle nodige – en misschien ook onnodige – voorzieningen: automatisch antwoord op de e-mail, medische verklaring, medicijnenlijst van de apotheek, reis- en ziektekostenverzekering voor het buitenland.

Ook Jezus zond zijn leerlingen op weg, maar zonder bagage: geen beurs, geen reiszak, geen schoeisel. Vreemd! 

Vakantie! Tijdelijk afwezig: even niet storen! We trekken naar elders, we willen er tussenuit om tot de broodnodige rust te komen, om dingen te doen die we anders niet kunnen doen, dingen waar we de tijd niet voor kunnen of willen nemen, om bepaalde plaatsen te bezoeken. Sommigen onder ons gaan niet zomaar op reis, ze gaan op kamp met kinderen met een handicap of op pelgrimstocht naar Taizé, Assisi, Compostella. Ze willen tijd maken voor elkaar, voor anderen of voor God. Ze willen hun geloof verdiepen.

Ook de leerlingen van Jezus gaan niet zomaar op stap, ze hebben een opdracht: de Blijde Boodschap verkondigen en de zieken genezen. Het eerste echter wat ze moeten doen, is vrede brengen: uw eerste woord zal vrede zijn!

Als wíj mensen ontmoeten, zeggen we: ‘goede dag’ of ‘goede morgen’. We wensen elkaar het goede toe. We doen dat nog meer ter gelegenheid van feesten, verjaardagen, jubilea. Het is eigenlijk heel vreemd, dat wij in onze taal geen groet hebben waarin de vredesboodschap van de Heer wordt uitgesproken. Als we afscheid nemen, zeggen we ‘vaarwel’, wat dan betekent ‘het ga je goed’. Toch lijkt me dat typisch voor een volk dat geleerd heeft om te vechten tegen water, dijken en dammen heeft leren bouwen en steeds leeft met het risico van ondergelopen straten en kelders. Vaar-wel.

In de anderstalige buurlanden met een christelijke cultuur vinden we wel begroetingen die iets hebben van de vredesgroet van de Heer. De Engelsen zeggen good bye, dat is een samentrekking van ‘God bless you‘, moge God je zegenen. Fransen zeggen adieu en in het Spaans luidt het a Dios,
naar God, tot bij God. In het Duits hoorden we deze weken veelvuldig Grüss Gott, God groete u.
Maar de authentieke Bijbelse uitdrukking blijft bewaard bij onze joodse broeders: shalom, vrede.
Het Bijbelse woord shalom betekent méér dan geen oorlog. Het is vrede met God, met de mensen en in het eigen hart. Wij mogen te-vreden mensen zijn, mensen vol vrede en we mogen anderen die vrede ook toewensen. Mensen moeten elkaar respecteren, waarderen en liefhebben. Zo komt er rechtvaardigheid en vrede, zo groeit de shalom. Diep geluk ligt niet in macht en bezit, zelfs niet in kennis en succes. Het ligt in de liefde die we mensen toedragen en die we van mensen krijgen. Het ligt in de vreugde een goed mens te zijn.

Is het u wel eens opgevallen hoe vaak we tijdens een eucharistieviering spreken van de vrede van de Heer? Het eerste woord dat de priester meestal spreekt, is: ‘Genade en vrede zij met u!’ Dat is een aanmoediging. We zijn samengekomen in de Geest van Jezus en in die Geest willen we leven. We zingen vaak samen met de woorden van de engelen bij de geboorte van de Heer: ‘Eer aan God in den hoge en vrede op aarde aan alle mensen.’
Voordat we samen delen in het lichaam van Christus, klinkt het uitdrukkelijk: ‘De vrede des Heren zij met u’ en het laatste woord zou moeten zijn: ‘Ga nu allen heen in vrede!’ Dat is een opdracht, een zending die ook aan ons gegeven wordt, zoals aan de 72 leerlingen. De vrede die we samen bij de Heer ervaren hebben, moeten we gaan uitdragen in onze eigen omgeving.

Het lijkt allemaal wel mooi gezegd: vrede, vrede… Lees de krant eens, kijk eens naar het journaal op TV. De oorlog in Oekraïne lijkt steeds meer de wereldvrede te bedreigen. En als ik in de eerste lezing lees: “Als een rivier leid Ik de vrede naar haar – Jerusalem – toe”, kan ik niet nalaten te denken aan Israël en de al tientallen jaren slepende Palestijnse kwestie, aan Jeruzalem, stad van vrede. Ik vraag me luidop af: “Waar is nu uw vrede?”
Al in het boek der Klaagliederen, waaruit we gedeeltes horen tijdens de Heilige dagen van de Goede Week, huilt men om de verloren vrede, om het einde van het Beloofde Land: “De heerseres over de volkeren is nu een weduwe, Israël is vernietigd, Jeruzalems meisjes laten het hoofd hangen, kinderen en zuigelingen sterven op straat, alle voorbijgangers slaan de handen ineen, hoofdschuddend en verstomd over Jeruzalem zeggend: Waart gij die volmaakte schoonheid, die vreugde der aarde?” Enkele regeltjes uit de Klaagliederen, meer dan 2000 jaar oud, maar brandend actueel. En niet alleen in het Midden-Oosten. Op veel plekken in de wereld wordt de vrede bedreigd.
‘Zie, Ik zend u als lammeren onder de wolven.’ Thomas Hobbes, een Engelse filosoof uit de zeventiende eeuw, zei dat mensen zijn als wolven voor elkaar, er heerst permanent oorlog, het recht van de sterkste. We hoeven het trouwens niet zo ver te zoeken: familievetes, burenruzies, rivaliteiten tussen mensen, conflicten allerlei. Er is geen vrede!

Misschien ligt de oorzaak in het feit dat we voor onderweg te veel bagage meenemen. Luxe goederen mogen niet de voorrang krijgen op het levensnoodzakelijke. Vrede kan er alleen komen
door wereldwijde inzet voor voldoende productie van nuttige goederen en een rechtvaardige verdeling ervan onder de hele wereldbevolking. Het hachelijkste punt voor de toekomst van het Westen is de bereidheid van de bevolking tot herverdeling van de welvaart en de goederen. Onze overvloed is niet evident. Als we niet bereid zijn te herverdelen, zal men het ons afnemen en zal er nog meer bloed vloeien. Nu wordt het begrijpelijk waarom Jezus zegt dat de leerlingen niets hoeven mee te nemen; er is immers maar één zaak belangrijk: het Rijk Gods en zijn gerechtigheid. We moeten leren vele zaken los te laten en in de eerste plaats vrede te brengen.
In het evangelie staan enkele straffe uitspraken hieromtrent: schud het stof van uw schoenen, laat de ballast achterwege, maar ook, bij Marcus: “dreigt uw hand u tot zonde aan te zetten, hak ze af; als uw oog u hindert, ruk het uit, want je moet het ware leven nastreven en het Rijk Gods en het vuur van de hel en de oorlog vermijden”. 

Wij kennen allemaal de realiteit van het geweld, van oorlog, conflicten en tegenstrijdigheden, maar als christenen zeggen we: ‘en toch!’ Toch blijven we geloven dat vrede mogelijk is. Niet als een utopie, maar als een belofte van de Heer zelf. Die vrede zal ons gegeven worden. We kunnen niet zelf die vrede bewerken, op eigen krachten alleen lukt het ons niet. Die vrede wordt ons gegeven door de Vredevorst, de Messias. Die vrede is een gave van de Heer en daarom bidden wij in elke eucharistie om die vrede: “Lam Gods, geef ons uw vrede! Gij, die aan uw apostelen gezegd hebt:
mijn vrede geef ik u, mijn vrede laat ik u… Vervul dan uw belofte en geef ons vrede”. Als gelovigen zijn we ervan overtuigd dat oorlog geen noodlot is, dat er niet alleen onheil is, maar dat we ook leven in een heilsgeschiedenis omdat Jezus onze vrede is en ons vrede heeft toegezegd. 

Een achttiende-eeuws gebed zegt het aldus: “Ik richt me tot u, God, van alle wezens, van alle werelden, van alle tijden. U gaf ons geen hart om elkaar te verfoeien en geen handen om elkaar te wurgen. Help ons om elkaar bij te staan om de last van een zwaar en vluchtig leven te dragen. Geef dat de kleine verschillen tussen de mensen geen aanleiding vormen voor haat en vervolging. Het verschil in kleding van onze broze lichamen, het verschil tussen onze weifelende talen, het verschil tussen onze lachwekkende gebruiken mogen daar niet toe leiden. Wij zien vooral de verschillen tussen mensen en groepen, maar in uw ogen zijn we allen gelijk.”