Lezingen: 1 Kon. 19,19a. 12,1-6a. 10ab; Rom. 8,28-30; Mt. 13,44-52

Vandaag horen we het slot van de rede van Jezus rond een aantal gelijkenissen. Drie vertelt Hij er nog. En daarna volgt de conclusie.
We beginnen bij de akker waarin een schat verborgen is. Iemand vindt die schat, verbergt hem weer en gaat alles verkopen om die akker te kopen. Het gaat hier zeker niet om een gewone schat. Het gaat over meer.
Er is een bekend verhaal over de discussie tussen koning Kaspia en de Griekse Koning Alexander. Alexander wil indruk maken met goud en zilver, maar Kaspia is daarin allerminst geïnteresseerd. Het gaat hém om de manier van handelen en rechtspreken. Dat is inderdaad de kostbaarste schat die Israël te bewaren heeft. Om goud en zilver steken volkeren elkaar dood. In Israël gaat het om de Wet des Heren. “Kostbaarder dan zuiver goud, ja nog meer, is de Wet des Heren”, schrijft de psalmist.
Dan volgt de gelijkenis over een rijke koopman, die alles op alles zet om de kostbare parel te bemachtigen die hij gevonden heeft. Ook voor een rijke – zo lijkt het – is er hoop. Hij kan immers ook kiezen, net als een ander. Wel zal hij alles moeten verkopen……Die andere rijke – de jongeling in het Lucasevangelie – was er niet toe in staat.
En dan de derde gelijkenis. De uitspraak dat het visnet in zee geworpen wordt, duidt erop dat God erachter zit. God is de grote verzamelaar van mensen!
In het Mattheusevangelie wordt sterk de nadruk gelegd op de vorming van gemeenschap. Rond de Messias worden dan veel zaken duidelijk. Wie durft het aan zich aan te sluiten? Het moment van ‘nu of nooit’ is voor iedereen aangebroken die kiest voor de Messias en voor het Koninkrijk van God, dat komen mag en moet.

De evangelielezing wordt afgesloten met een vraag: “Hebt ge dit alles verstaan?” Dat is niet zomaar een vraag! Met het verstaan, met het horen heeft te maken of je je leven wilt gaan veranderen. De goede verstaander zal in actie komen en kiezen voor God en zijn vernieuwingsbeweging. Rond Jezus worden de oude vragen des te klemmender. Is Jezus die nieuwlichter die alles overhoophaalt? Allerminst! Hij is een Schriftgeleerde die onderricht in het Rijk der hemelen, het Koninkrijk Gods. Jezus is trouw aan de kostbaarste schat van Israël, de Thora, de Wet. Hij staat geheel en al in de joodse traditie en maakt die opnieuw levend door zijn eigen inzet. Het hangt van de keuze van de hoorder af of zijn vernieuwingsbeweging heil brengt voor de wereld.

Horen naar het Woord: ook duidelijk het onderwerp dat vanmorgen in de eerste lezing aan de orde komt. God verschijnt in een droom aan de jonge, onervaren koning Salomo. En God vraagt hem: “Wat wil je dat ik je geef?” Salomo vraagt dan om een opmerkzame geest om recht te kunnen spreken over dat grote volk waarin hij staat en onderscheidt te kunnen maken tussen goed en kwaad. En God voldoet aan dit verzoek, vooral omdat Salomo niet iets voor zichzelf vraagt of om de ondergang van zijn vijanden.
De vraag van Salomo “Geef mij een opmerkzame geest” staat centraal in deze lezing. Een opmerkzame geest is voor de koning van een groot volk een vorstelijk cadeau. Maar hoe exclusief dit cadeau is, hangt een beetje af van de vertaling die gebruikt wordt. Soms vertaalt men ‘opmerkzame geest’ met ‘een opmerkzaam hart’ of met de omschrijving ‘leer mij luisteren’. Maar Salomo vraagt toch iets meer dan een cursus gesprekstechniek. Eigenlijk staat er ‘geef mij een horend hart’. Het hart is in de Bijbel het orgaan dat de indrukken van buiten opneemt en de mens in staat stelt om besluiten te nemen.

Wat vraagt Salomo nu eigenlijk? Juist door de vertaling ‘een horend hart’ wordt duidelijk dat Salomo aan God de kracht vraagt om te leven volgens de geloofsbelijdenis van Israël: “Hoor Israël, de Heer is onze God en de Heer is één. Gij zult de Heer uw God liefhebben met geheel uw hart en met heel uw ziel en met al uw krachten.”
Salomo vraagt God dat hij een goede koning mag zijn door dag en nacht te horen naar dat Woord. God heeft de mens iets te zeggen. Hij doet dat in de vorm van een gebod. En hij vraagt nogal wat: inspanning, aandacht, ruimte maken, toewijding en bekering.
De Bijbelse godsdienst is niet ontstaan uit een godsdienstig gevoel of uit een religieuze ervaring, maar uit een gebod: “Hoor Israël.” Salomo vraagt dat hij mag horen van Gods wil met zijn volk. Hij zegt niet voor niets een paar keer dat het volk ‘van God’ is. Salomo bidt dat hij zich het volk van God niet toe-eigent als zijn eigen bezit en er over gaat heersen zoals andere koningen. Hij bidt dat hij open mag blijven staan voor de momenten waarop God zich openbaart; momenten waarop hij moet oordelen over goed en kwaad, over wat recht is en wijs. Hij vraagt, een open oog te houden voor de noden van de mensen, opdat hij als ‘zoon van God’ het licht van God mag doorlaten.

De boodschap van de lezingen van vandaag staat haaks op de heersende cultuur waarin wij nu leven. We leven in een tijd waarin een groot deel van de mensheid in de westerse wereld een calculerende consument is geworden. De maat van zijn daden is primair zijn individuele welzijn, in termen van maximale behoeftebevrediging. In het “Hoor Israël” is het eigen welzijn innerlijk verbonden met het welzijn van anderen en mede daarin ligt de zin van het menselijk bestaan.
Niet horen naar het Woord dat ‘van buiten’ komt. Het ‘Woord’ met een hoofdletter waar we over spraken heet in de rabbijnse traditie: ‘de wortel ontkennen’. Wie de wortel van zijn leven ontkent, vervreemdt van de naaste, van God en van zichzelf.