Crisis op de personeelsmarkt, landen die hun schulden niet kunnen betalen, pandemieën over de hele wereld, coronacrisis tot in de dierentuin, tekort aan IC-bedden, geweld in dorpen en steden, lockdowns in het vizier, vluchtelingen tussen grens en grens.

Het lijkt wel of we in de eindtijd beland zijn. De tekenen zouden te vergelijken zijn met de beelden die Lucas ons vandaag voorhoudt: volkeren in angst, een bulderende zee, verpleegkundigen in tweestrijd. De dreiging komt op ons af, code zwart. De ellende lijkt onoverkomelijk. Maar dan, dan komt de Mensenzoon. Weest dus waakzaam.

Ook in ons eigen leven kan het vaak stormen en bulderen. Het duister om ons heen pakt ons helemaal in. We zien geen uitweg meer, het is duister en donker. Maar dan, ergens in de verte, voorbij de grens tussen donker en licht, verschijnt er een lichtpuntje. Heel klein, nauwelijks zichtbaar, maar toch stralend aanwezig, bloeiend in de nacht. We kunnen het amper waarnemen. Daarom moeten we er op bedacht zijn. Want juist als de duisternis volledig lijkt, komt de redding nabij.

Dat lichtpuntje hebben we zopas aangestoken aan de adventskrans. Het is nog maar een eerste kaars, maar er zullen er meer volgen. Wij weten dat. Dat eerste lichtje zegt ons dat we niet hoeven te wanhopen; dat we juist kunnen hopen op het licht. In de komende weken zullen we toegroeien naar dat licht. Onze duisternis wordt opgeheven, we overschrijden die grens tussen licht en donker.

Maar: weest waakzaam. Want in die duisternis, hebben we de neiging om alleen het donker te zien. Zien we ook dat lichtpuntje? Hopen en geloven wij echt dat de duisternis voorbijgaat? De crises op velerlei gebied, wereldwijd en lokaal, zijn zichtbaar en voelbaar. En toch. . .  en toch schijnt dat kleine lichtje al ergens. Als we het willen zien, als we het kunnen zien. 

Juist in onze diepste nood, zul je zien en zul je gezien worden, is de redding dichtbij. Of met andere woorden: als je in de put zit, diep op de bodem zit en niets anders kunt dan huilen, huil dan en kom op je tranen bovendrijven zodat je die uitgestoken hand kunt vastgrijpen. 

Dat is, zo mogen we zeggen, de basis van ons christelijk geloof: dat er betere tijden komen, dat er licht schijnt voor alle volkeren en alle mensen. Wij mogen hopen en geloven dat dood en ellende niet het laatste woord hebben. Dat de liefde, die God is, recht doet aan de verdrukten en de weerlozen. Dat de liefde ons kan optillen boven de ellende uit. Want daar waar liefde regeert, daar gaat het om mensen in al hun tekortkomingen en al hun mogelijkheden.

Maar: laat je niet verrassen. Zie wat er aan liefde op je af komt, zie dat er mensen om je heen staan die het goede met je voorhebben. Anders gaat het aan je voorbij, een gemiste kans. Wees er op bedacht dat de liefde van mensen op onverwachte tijd komt, uit een vreemde hoek. Niet altijd even zichtbaar, maar wel merkbaar. Soms te klein om waar te nemen, soms verscholen achter vooroordelen en ingenomen standpunten. Wees er op bedacht dat jij, alleen jij, kunt ingaan op die liefde, die aandacht, dat respect.

Op deze eerste zondag van de Advent worden we opgeroepen om waakzaam te zijn. Niet als een dreigement tegen het negatieve, maar als kans om het positieve te zien. Zonder de ellende te ontkennen, maar juist door en vanuit de ellende het goede zien en oppakken. 

Want er is crisis op gezondheidsgebied, er is een stagnerende huizenmarkt, er zijn gevechten in de in steden en dorpen, er is een pandemie die ons overspoelt. Maar juist in die crises, zoeken we naar lichtpuntjes. En die zijn er, als we ze maar willen zien, als we maar waakzaam zijn.

Er zijn mensen in rouw, er zijn mensen die triest door het leven gaan, er zijn mensen die ziek en terminaal zijn. Maar juist dan een lichtpuntje zien of zijn in de kleine dingen van alle dag. Dat is Advent beleven, op weg naar het volle licht met Kerstmis.

Zien wij dat lichtpuntje al of moeten we nog een stapje opzijzetten omdat er iets in het zicht staat?