Lezingen: Jer. 20,7-9; Rom. 12,1-2; Mt. 16,21-27
Ik kom regelmatig “Petrussen” tegen. Mensen die ronduit zeggen wat ze denken. Soms een beetje ongenuanceerd, maar recht uit het hart. Mensen van wie je weet hoe ze van binnen zijn en die daar ook voor uitkomen. Vaak geen gemakkelijke mensen. Ze botsen regelmatig, komen nogal eens tot harde woorden. Maar je weet wat voor vlees je in de kuip hebt.
U kent vast ook wel zulke mensen. Ik noem ze vandaag maar even Petrussen omdat zo sterk lijken op Petrus, waarover we zojuist in het evangelie hoorden. Hij was ook zo iemand: radicaal, eerlijk, rechtuit. Zo komen we hem tegen in de evangelies. Zo was hij de eerste om onomwonden zijn mening te geven op de vraag wie Jezus eigenlijk was. ‘U’, antwoordde hij – en we hoorden dat vorige week – ‘U bent de Christus, de Zoon van de levende God.’ Punt uit, zo is het! Maar als hij niet akkoord gaat, zoals vandaag, klinkt het al even radicaal. ‘U lijden, U sterven! Dat nooit! Dat zal U niet overkomen!’
Eigenlijk een heel natuurlijke reactie in die tijd. Petrus zat nog met de toen nog gangbare opvatting over de Messias, de Zoon van de Allerhoogste. Die zou de koning zijn, heerser over de wereld. En dan die uitspraak van Jezus dat Hij eerst nog veel moet lijden en dat Hij ter dood gebracht zou worden. Dat kon gewoon niet voor Petrus. Zo was hij, een mooi mens.
Maar Jezus reageerde op Petrus’ uitspraak. Zo zit het leven niet in elkaar. Het leven kent af en toe wel eens een succesje, maar evengoed ook lijden en sterven. Dit hoort erbij, dat is de realiteit. Jezus had de leerlingen vroeger al wel eens gezegd dat Zoon van God ook betekende: lijdende dienaar van JHWH zijn. Hij die moest lijden en sterven in plaats van zijn ontrouw volk. Zo hadden toch de profeten erover gesproken. En zij hadden het daarbij over Hem. Maar dat had Petrus niet begrepen; hij had er moeilijk mee.
Vandaar dat Jezus zo heftig reageerde. Als je op die manier denkt, dan verzet je je tegen Gods wil. Jezus noemt Petrus zelfs een satan, iemand die zich tegen God verzet. Hij wijst Petrus dan ook letterlijk op zijn plaats. Achter mij. Een hard woord. Het kan twee betekenissen hebben. Het kan klinken zoals men een hond beveelt, achter de baas! Wat dan wil zeggen: luisteren, doen wat ik zeg; dat klinkt kleinerend. Het kan ook verstaan worden als: sta achter mij, volg mij, blijf me trouw door dik en dun. En dan sluit het aan bij wat Jezus daarna aan al zijn volgelingen zegt: Wie geen risico durft te lopen en op die manier zijn eigen leven wil sparen, die raakt het kwijt. Dat is zeker. Maar wie opkomt voor de kleine, de gekwetste, de uitgerangeerde, wie opstaat tegen onrecht, uitbuiting, oneerlijkheid, riskeert vroeg of laat met zijn hoofd tegen een muur te lopen. Maar zo iemand leeft wel echt. Dit is wat Jezus bedoelt als Hij spreekt over Gods wil. Op die manier achter Jezus staan, zijn volgeling zijn, is dan ook een opdracht voor elk van ons. Het betekent: Hem trouw blijven, zichzelf verloochenen en zijn kruis opnemen als het moet. Kruisen moeten we niet opzoeken, we moeten ze ook niet koesteren. Er is al genoeg misère in de wereld, het leven is van zichzelf al zwaar genoeg. Nee, kruisen moeten we met man en macht bestrijden. Maar ze zijn wel onvermijdelijk. En dan komt het erop aan ze toch te dragen, zoals Jezus, in vol vertrouwen, even consequent als Petrus en zoveel anderen. Wat niet wil zeggen dat dit gemakkelijk zal gaan. Petrus heeft ook zijn zwakke momenten gekend. Zelfs Jezus had het soms heel erg moeilijk toen Hij zich door God verlaten voelde.
En in de eerste lezing hoorden we de profeet Jeremia die ook toen klaagde bij JHWH omdat hij het alleen niet volhield.
Het is dan ook niet verwonderlijk als wij het soms zwaar, te zwaar vinden om Jezus tot op het kruis te volgen. Waardevolle dingen vragen nu eenmaal moeite. Trouw in een relatie, hoop bewaren bij een slepende ziekte, blijven geloven in de goedheid van mensen, vergiffenis schenken aan wie ons kwetste. Het zijn de kruisen van vandaag, onze kruisen.
Laten we hopen dat er steeds mensen zijn, als Simon van Cyrene bij Jezus, die ons, als het echt nodig is, helpen ons kruis te dragen.