Lezingen: Sir. 27,30-28,7; Rom. 14,7-9; Mt. 18,21-35

Inleiding
Relaties, in welke vorm dan ook, gaan niet altijd van een leien dakje. Soms is er onenigheid of zijn er misschien zelfs conflicten. Van mezelf ken ik de neiging om de ander dan eens goed de waarheid te zeggen. Of misschien zelfs met de botte bijl te hakken! Maar dan is er ook de wetenschap dat daardoor de relatie blijvende schade kan oplopen. En wil ik dat wel?
De lezingen van vandaag wijzen ons erop, dat verzoening en vergeving de weg openen naar een nieuwe toekomst.  Vergeving kan heilzaam werken, helen. Dat komt ons leven en zeker ook ons samenleven ten goede.

Overweging
Ik weet niet hoe het u zojuist verging, maar bij mij kwamen de eerste woorden van de lezing uit de profeet Jezus Sirach nogal hard binnen: ‘Wrok en gramschap zijn iets afschuwelijks, alleen een zondaar blijft ermee lopen.’
Meteen daarop volgt echter een goede raad: ‘Vergeef uw naaste zijn onrecht.’
Die afschuwelijke wrok en gramschap ontstaan dus wanneer iemand zijn naaste niet wil vergeven als die hem iets fouts heeft aangedaan. In het evangelie sluit Jezus daar helemaal bij aan. Petrus vraagt Hem hoe dikwijls hij de naaste die hem iets misdaan heeft moet vergeven. ‘Tot zevenmaal toe?’ vraagt hij en dat is een heel mooi voorstel, want de joodse wet schrijft voor: ‘Oog om oog, tand om tand.’ Dat houdt dus in dat het slachtoffer de dader niet méér mag aandoen dan hijzelf heeft moeten ondergaan. Petrus zou zijn naaste dus niets aandoen, maar hem tot zeven keer toe vergeven.
Maar wat hij als een sterke prestatie beschouwt, wordt door Jezus als totaal onvoldoende afgewezen. Je moet je naaste niet zevenmaal, maar zeventigmaal zevenmaal vergeven, zegt Hij. Dat getal staat voor oneindig en voor altijd. Dat is wat je moet doen: je naaste altijd vergeven als hij of zij je iets kwaads heeft aangedaan.
En om dat heel begrijpelijk te maken vertelt Jezus het verhaal van de heer die zijn dienaar een schuld van tienduizend talenten kwijtscheldt. Een ondenkbare schuld, want één talent komt neer op zesduizend denariën en dat zijn zesduizend daglonen. Je moet dus twintig jaar werken voor je zoveel verdiend hebt. Maar met zijn schuld van tienduizend talenten heeft de knecht zich een schuld van zestig miljoen daglonen op zijn nek gehaald en dat is natuurlijk helemaal ondenkbaar, want dat komt neer op tweehonderdduizend jaar werken; zolang zal die knecht zeker niet leven.
Het is dus duidelijk dat Jezus hier geen verhaal vertelt over de menselijke werkelijkheid, maar een verhaal over Gods eindeloze barmhartigheid. Alleen de eindeloos barmhartige God kan een onvoorstelbare menselijke schuld kwijtschelden. Maar zoals we zien in het verhaal kan Hij dat alleen als er berouw en erkenning van schuld is. Dat blijkt de dienaar niet op te kunnen brengen.
Integendeel: hij grijpt een mededienaar, die hem honderd denariën schuldig is, bij de keel en werpt hem in de gevangenis tot hij zijn schuld terugbetaald heeft. Dat brengt zijn barmhartige heer tot grote verontwaardiging. Hij noemt zijn dienaar een lelijke knecht en levert hem over aan de beulen tot hij zijn hele schuld betaald zal hebben. En Jezus voegt daar uitdrukkelijk aan toe: ‘Zo zal mijn hemelse Vader met ieder van u handelen die zijn broeder niet van harte vergiffenis schenkt.’
Kunnen vergeven: daar komt het dus op aan! Dat leert Jezus ons trouwens ook in het gebed dat Hij ons gegeven heeft. ‘Vergeef ons onze schulden zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren’, bidden wij in het Onze Vader.
Maar vergeven … ik denk dat we allemaal wel weten dat dit niet altijd gemakkelijk is. Wellicht werd ieder van ons al ééns, of meer dan ééns, geconfronteerd met iets dat kwetst, dat beledigend is, dat gelogen is. Iets dat echt pijn doet en diepe wonden slaat.
En het kwaad gaat niet alleen over dingen die onszelf treffen, maar vaak ook over dingen die de mensheid treffen. Het nazisme dat miljoenen mensen vermoordde, het moordende islamterrorisme, de mensensmokkelaars die alleen maar aan geld denken en niet aan mensenlevens, de talloze wrede en corrupte machthebbers die hun volk bestelen en iedereen vermoorden die durft te protesteren, de miljoenen rijken die leven op de uitbuiting van de massa armen…
Er was en er is zoveel in de wereld dat echt onvergefelijk is, en dat ook niet vergeven kan worden omdat er geen berouw en geen erkenning van schuld is! Integendeel.
We moeten het oordeel daarover maar overlaten aan onze algoede God. Hij alleen ziet en weet wat goed én wat onuitroeibaar kwaad is. Wat Jezus van ons vraagt is dat we zouden vergeven wat óns wordt aangedaan. Dat we zeker geen wraak zouden nemen, want dan verdwalen we in dezelfde straat als hij of zij die ons iets heeft aangedaan.
En het is ook goed als we beseffen dat wijzelf ook geen heiligen zijn en dat ook wij wellicht meer dan eens op vergeving moeten rekenen.
Maar hoe kunnen we vergeving krijgen als we zelf geen vergeving willen geven?
Laten we dus oprecht zijn wanneer we bidden: ‘Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren.’