In de joodse en christelijke traditie is het een oud gegeven dat wat de Bijbel over God vertelt, ook heel veel zegt over onze eigen roeping en onze menselijke opdracht. Wanneer bijvoorbeeld van God verteld wordt dat Hij barmhartig en genadig is, houdt dat in dat ook wij Hem daarin mogen volgen.
Het is onze taak om aan Gods goedheid telkens een menselijke gestalte te geven. God vergeeft, wij worden uitgenodigd op onze beurt te vergeven. Dat besef komen we voortdurend tegen in de woorden van Jezus; Wees barmhartig zoals de hemelse Vader barmhartig is. Dat brengt ons bij de vraag van Petrus die we zojuist in het evangelie hoorden. Hoe vaak moet ik mijn naaste vergeven? Tot zevenmaal? Dat is toch al heel wat, vindt u niet? Petrus lijkt het tenminste voldoende te vinden.
Maar Jezus wijst hem erop dat de maatstaven in het Koninkrijk anders zijn. Daar wordt niet geteld.
Niet zeven keer, maar tot zeventig maal zeven keer. In eerste instantie zullen velen van u zeggen; dat is een boeiende gedachte, een groot ideaal. Maar toch ligt hier ook een grote mogelijkheid. Zeven maal zeventig maal, kan dat zomaar? Er kunnen in een mensenleven dingen gebeurd zijn die zo erg zijn dat vergeven gewoonweg niet kan. Iemand die als kind, maar ook als volwassene misbruikt, vernederd of ontkend is en daar levenslang de kwalijke gevolgen van ondervindt, is niet geholpen met het advies: je moet het maar vergeven. Dat zou niet alleen een ontkenning zijn van wat er gebeurd is, maar ook van de persoon zelf. Woede, agressie en boosheid hebben dan recht op bestaan. We mogen slachtoffers niet opzadelen met een verkeerde oproep om te vergeven. Er gebeurt soms kwaad dat te groot is om binnen één mensenleven verzoend te kunnen worden. Denk bij voorbeeld aan ouders van wie een kind vermoord of ontvoerd is. Maar ook aan wat verschillende volkeren elkaar aandoen. En je hoort dan ook opmerkingen als; ik kan niet vergeven, mijn hele leven is geruïneerd. Maar ik bid dat ik zo ver mag komen dat ik hem of haar niet langer blijf haten en vervloeken. Een dergelijke houding is indrukwekkend en laat tegelijkertijd zien dat vergeven niet zomaar voor de hand ligt. Moeten we de woorden vergeven en verzoening dan maar vergeten. Nee, in geen geval, we zouden ons er een slechte dienst mee bewijzen. En we zouden ontkennen wat toch tot de kernpunten van ons geloof hoort; dat wij, mensen, leven dankzij genade. We weten maar al te goed dat kwaad met kwaad vergelden onze wereld geen stap verder brengt. Wraak nemen maakt de ellende alleen maar groter. Vergeven, tot zeventig maal zeven maal. We hoeven dat niet zo ver van huis te zoeken. Niemand van ons kan verder als hij of zij niet kan rekenen op de mildheid en het geduld van de ander. Geen enkele relatie houdt stand als er geen volwassen mededogen is voor elkaars zwakke kanten. Met alleen maar op je strepen staan redt je het niet, in geen enkele relatie. Zonder begrip en vergeving van anderen heb je geen levenskansen. Je zou nergens blijven als er niet een paar mensen om je heen zijn die je niet vastpinnen op je tekorten, die ondanks alles in je blijven geloven. Echte vergeving is niet goedkoop. Ook niet halfzacht. Er zal bewust om gevraagd moeten worden. Het betekent ook niet: zand erover, vergeten de zaak en we gaan gewoon verder alsof er niets is gebeurd. Iemand die mij vergeeft zegt als het ware tegen mij; Je hebt meer in je dan je nu van jezelf hebt laten zien. Het betekent dat je niet wordt vastgenageld op je zwakke kant, maar dat er een nieuw beroep wordt gedaan op het goede in je. Dat is bevrijdend, dat opent toekomst. Er wordt dan niets gladgestreken of goedgepraat, maar er ontstaat een nieuw perspectief. Of zoals Jezus de overspelige vrouw wegzendt met de woorden; ga heen en zondig niet meer. Nogmaals, er wordt bij vergeven niets ongedaan gemaakt of weggemoffeld, want de schuldige blijft verantwoordelijk voor wat hij verkeerd heeft gedaan. Dat kan niet op een ander worden afgeschoven. Ook niet op God.
Vergeving wol daarom ook niet zeggen dat je schuldgevoel met een pennenstreek is uitgewist. Dat kan niet en dat mag niet. Geloven in het mysterie van Gods barmhartigheid betekent niet dat je schuld wordt ontkend, maar wel dat je aan je schuldgevoel niet stuk hoeft te gaan. Dat kan een startpunt zijn voor een nieuw besef van verantwoordelijkheid. Zeventig maal zeven maal. Dat is geen keiharde eis, geen onverbiddelijk gebod. Met dit woord wil Jezus ons richting wijzen.
Het is geen recept, maar het schetst een mentaliteit, een grondhouding. Het houdt iets bij ons wakker. Al is het alleen maar de gedachte dat haten en wraak nemen ook iets stukmaken bij onszelf.
Want haat maakt verbitterd. De inmiddels overleden zuid afrikaanse dominee Beijers Naudé, die jarenlang door zijn eigen kerk is vernederd en gekleineerd heeft ooit tegen zijn vrouw gezegd; Als je merkt dat ik verbitterd raak, moet je me dat zeggen. Als je jezelf opsluit in je haat, wordt je een tweede keer slachtoffer. Vergeven en vergeven worden, het is een ongelooflijk kostbare mogelijkheid die ons gegeven wordt. Het is de enige uitweg uit de kringloop van kwaad met kwaad vergelden. Zonder die opening blijven we altijd gevangenen van ons verleden. Als we niet proberen recht te zetten wat verkeerd is geweest, blijven we mensen met alleen maar een verleden, zonder toekomst. Vergeving voorkomt dat wat gebeurd is ons innerlijk gaan verharden en verzieken. Vergeving schept de mogelijkheid toe te groeien naar iets nieuws. Dat vraagt veel, van beide kanten. Het is een lange weg.  Langer en moeizamer dan we vaak denken. Maar de moeite waard om te gaan. Tot zeventig maal zeven keer wordt ons gevraagd aan die beweging mee te doen. Ook al zal het ons niet iedere dag lukken. Een mens kan niet alles. En toch weten we diep in ons hart; zonder barmhartigheid blijft het een puinhoop. Zonder genade blijft alles bij het oude.