Lezingen: Jes. 25, 6-10a; Fil. 1, 20c-24.27a; Mt. 20, 1-16a

Ik weet niet hoe u erover denkt, maar de evangelielezing van vanmorgen roept nogal wat vragen op. Misschien zelfs bij sommigen wel ergernis. Een werkgever die zo met zijn personeel omgaat! En dat lezen we in het evangelie, in de blijde boodschap? Juist in een tijd waarin wij nog respect hebben voor mensen die lang in dienst zijn bij een bedrijf, juist in zo’n tijd wordt ons voorgehouden dat zij, die pas gisteren gekomen zijn, recht hebben op eenzelfde beloning als hij of zij die al jaren zich met hart en ziel voor het bedrijf heeft ingezet. Zonder er verder bij na te denken zouden we gaan roepen: Dat is toch wel heel onrechtvaardig. Het strijkt ons tegen de haren in. Als het zo toegaat in het geloof, ja dan sluiten de woorden van Jesaja uit de eerste lezing naadloos aan bij deze evangelielezing: Mijn wegen zijn nu eenmaal niet jullie wegen. Maar wat moeten we ermee?
Op de eerste plaats moeten we niet vergeten dat Jezus dit verhaal vertelt als een parabel, als een gelijkenis. Hij is absoluut niet gekomen om ons te leren hoe wij een bedrijf op een economische manier moeten runnen, hoe je met je personeel om moet gaan. Dat kunnen de meesten zélf goed genoeg, daar hebben we Jezus niet voor nodig. Nee, als Jezus ons een verhaal vertelt, dan is zijn opzet ons voor te houden hoe het er bij God aan toe gaat. Zo begint ook dit verhaal met de woorden: Het Rijk der Hemelen gelijkt op…Met andere woorden: Als God eenmaal alle macht heeft, als God eenmaal koning zal zijn, dan zal het er onder de mensen als volgt aan toe gaan. Hij vertelt dus iets over God en gebruikt daarvoor een alledaagse situatie. In dit geval een werkgever. Jezus wil ermee bereiken dat wij door zijn woorden verrast worden, misschien zelfs wel schrikken. Want Hij gaat ons duidelijk maken dat God vaak anders te werk gaat dan wij. Zijn wegen zijn nu eenmaal niet de onze.

We moeten ons nog iets voor ogen houden. Jezus vertelt een verhaal om iets duidelijk te maken. Dat komt in de bijbel vaker voor. Als koning David een vrouw van een ander heeft afgepakt en haar man de dood heeft ingejaagd komt de profeet aan David een verhaal vertellen: Majesteit, hier in uw land is een rijke man die het in zijn hoofd haalde om een arme man te bestelen. De rijke man had veel dieren, maar hij haalde het enige dier bij de arme man weg om zijn gast te eten te kunnen geven. David schoot woedend overeind en zei: “Die man verdient gestraft te worden”. Waarop de profeet rustig antwoordde: “Majesteit, die man bent U”. En David begreep onmiddellijk wat de profeet bedoelde.

Wie een verhaal gebruikt om iets duidelijk te maken heeft het over de situatie van dat moment. Over de actualiteit. Over welke actualiteit gaat dan het verhaal van Jezus wat we zojuist lazen?
Het verhaal slaat op het feit dat Jezus ervan wordt beschuldigd om te gaan met tollenaars en zondaars. Dat werd Hem kwalijk genomen want dat hoorde niet, dat stond toch in de Bijbel. Het waren juist de mensen die serieus werk maakten van hun gelovig en godsdienstig leven die zich aan de houding van Jezus ergerden.Maar met dat ageren tegen het optreden van Jezus raakten ze juist de kern van zijn levensopvatting. Hij voelde zich juist aangetrokken tot mensen bij wie het niet goed zat, tot mensen die fouten hadden gemaakt in hun leven. Of tegen wie werd gezegd, met de bijbel in de hand, dat ze niet goed of niet rein waren om de tempel in te mogen. Erger nog: zo mochten niet eens tot God bidden, want hun onreinheid zou het hele godsdienstige leven aan kunnen tasten en verontreinigen. God zou kwaad kunnen worden en het volk kunnen straffen.

Je zult maar bij die groep horen die het nou even niet zo goed heeft getroffen, misschien door je eigen of door andermans schuld. Je zou eigenlijk niets liever willen dan je in al die misère tot God keren en hem vragen je uit de put te helpen, je misschien te kunnen vergeven. En dat zou dan niet mogen? Een ramp. En het is juist die houding die Jezus ter harte gaat. Van het begin af aan voelde Hij zich tot die mensen, die verworpenen, die achtergestelden, aangetrokken. Hij wilde ze duidelijk maken dat God anders was dan de vrome gelovigen van zijn tijd zeiden. Hij wilde hen juist duidelijk maken dat God een God is van barmhartigheid, van vergeving en genade. Vanaf het begin heeft Jezus gezegd: Ik ben gekomen om zondaars te redden. En Hij vergeleek zich vaak met een dokter, een dokter die komt voor de zieken en niet voor de gezonde mensen. Hij zocht de foute, de zieke mensen op en probeerde het beste in hen aan te spreken, zodat ze zich zouden bekeren.
Daarom vertelt Hij ook het verhaal van de landeigenaar die arbeiders zoekt. Of: God die mensen zoekt om zijn wil te doen: naastenliefde, gerechtigheid. En Hij stelt ze een beloning in het vooruitzicht. In het verhaal één denarie of vertaald: bij God horen, deelhebben aan zijn genade. De mensen krijgen dus eigenlijk een schitterend cadeau.

Of we nu vanaf het begin de weg van God gaan of ons pas later aansluiten, ons bekeren: we mogen allemaal erop rekenen dat God er voor ons zal zijn. Ja zelfs als we ons op het allerlaatste moment nog aan Hem vastklampen zal Hij er voor ons zijn.
Het mooiste voorbeeld hiervan lezen we in het evangelie van Lucas, het verhaal dat bekend staat als het verhaal van de goede moordenaar, die naast Jezus wordt gekruisigd. De man geeft zelf toe dat de straf die hij ondergaat zijn verdiende loon is. Maar hij vraagt Jezus om vergiffenis: Als U in het koninkrijk bent, denk dan nog eens aan mij. Wij kennen Jezus’ antwoord: Vandaag nog zul je met mij in het paradijs zijn. Dat is de kortste samenvatting die van Jezus’ verhaal over de arbeiders te geven is. Blijde boodschap voor mensen die gehavend, met scheuren en barsten rondlopen en zich met hun verdriet tot God wenden. Blijde boodschap voor hen die fouten hebben gemaakt, die zich geen raad meer weten en niets anders meer hebben dan hoop. Zij krijgen te horen: Hij is er voor jou. Ook al sta je helemaal achteraan in de rij omdat je niet beter zou verdienen, ook voor jou is er de beloning.

Prachtig hè, eigenlijk ongelooflijk; wat een toekomst! Niet te bevatten. Maar dat maakte Jesaja ons al duidelijk als hij vertelt dat God zegt: Ik ben een God van vergeving en erbarmen. Zoals de hemelhoog boven de aarde is, zo hoog gaan mijn wegen jullie wegen te boven, en mijn gedachten jullie gedachten.
Gelukkig maar.