Inleiding
Van harte welkom in deze eucharistieviering. Fijn dat u gekomen bent om samen te vieren. Het is fijn om in dit uur even een pas op de plaats te maken. Om de band met elkaar en met god weer aan te halen.

Afgelopen woensdag is de kinderboekenweek begonnen. Het thema van dit jaar is: ‘Worden wat je wil.’ In het kinderboekenweekgeschenk is dit thema uitgewerkt. Het boekje heeft als titel: ‘Tiril en de toverdrank.’ Het verhaal speelt zich af in de context van de Noorse mythologie. Graag lees ik het begin van het verhaal voor:

“Het is het jaar 862. Odin, de oppergod van het Hoge Noorden, staat in de godenwereld op de uitkijk. Waar blijven zijn helpers Huginn en Munin? Ah, daar zijn ze! ‘Hoe was het bij de mensen?’ vraagt hij aan de twee gitzwarte raven, als ze op zijn schouders zijn neergestreken. ‘Gedragen ze zich een beetje?’ ‘Totaal niet’ krast Huginn. ‘Het is moord en doodslag in de mensenwereld!’ ‘Die barbaren helpen elkaar allemaal naar Thors bliksem,’ kraait Muninn. Odin slaakt een diepe zucht. ‘Als de mensen elkaar uitmoorden is eer straks niemand meer om in ons te geloven en dan houden wij op te bestaan,’ zegt hij. ‘Wij ook?’ krassen de raven schor. ‘Dat zou vreselijk zijn!’ Odin knikt. ‘Ik ga ingrijpen. Iemand in de mensenwereld krijgt de taak om van het Hoge Noorden één groot rijk te maken.’  ‘Een vechtersbaas dus,’ stelt Huginn voor. ‘Of een vredestichter,’ meent Muninn. ‘Iemand die bereid is om te vechten voor de vrede,’ zegt Odin. ‘Kennen jullie zo iemand?’…” (uit: Westera, B., (2021) Tiril en de toverdrank. Kinderboekenweek).

Deze laatste vraag heb ik gebruikt als leidraad voor de overweging. Kunnen we in de Schrift een antwoord vinden op deze vraag? 

Overweging
Niemand is goed dan god alleen, hebben we zojuist in het evangelie gehoord. Nou, lekker is dat. In mijn ogen is dat een behoorlijke dooddoener. Dan kunnen we wel inpakken. Wat zullen we ons dan nog druk maken?

De afgelopen week verschenen een grote hoeveelheid gelekte documenten uit belastingparadijzen; de zogenaamde Pandora papers. In deze documenten staan de namen van grote en minder grote leiders uit de hele wereld. Ook de naam van Wopke Hoekstra komt erin voor. Strikt genomen heeft hij niets fout gedaan. Of het handig was wat hij gedaan heeft, dat weet ik niet. Dat hij er spijt van heeft kan ik me voorstellen. Vanuit alle kanten is hij met kritiek overladen. De ene moraliserende berisping volgde op de andere. Grote woorden als het verlies van geloofwaardigheid werden uitgesproken. In combinatie met de schriftlezingen van dit weekend riep de hele zaak Hoekstra bij mij nogal wat vragen op.

Mag je als mens fouten maken? Afgelopen week was ik vanwege mijn werk op kennismakingsbezoek bij mijn studenten op de basisscholen waar zij stagelopen. In de gesprekjes met meerdere studenten kwam naar voren dat er nogal wat zijn die last hebben van perfectionisme. Het was voor al deze studenten vaak al van heel jongs af aan overduidelijk dat ze juf of meester willen worden. Maar dit perfectionisme belemmert hen nogal. Het staat hen eigenlijk vierkant in de weg en geeft hen soms het gevoel dat ze niet kunnen worden wat ze willen.

Mijn standaardvraag aan deze studenten is altijd: ‘Mogen jouw leerlingen fouten maken?’
Deze vraag wordt meestal volmondig met ‘Ja natuurlijk’ beantwoordt. Maar de daaropvolgende vragen: ‘Mag jij fouten maken?’ en ‘Waarom ben je zo streng voor jezelf?’ zijn lastiger te beantwoorden.

In de Hoekstra-zaak, heb ik me regelmatig afgevraagd waarom iedereen zo streng is. Hij heeft alles verkocht en aan de armen gegeven. Dat is best bijbels… Wordt hier, om met de Bijbel te spreken, uitgebreid gekeken naar de splinter in het oog van de ander, maar ziet niemand de balk in het eigen oog? Geldt hier misschien het motto: ‘eens een dief, altijd een dief?’ Mag je als mens fouten maken? Kun je het als mens ooit goed doen? Wanneer ben je goed genoeg?

Als ik één ding fijn vind aan de Bijbel, is het wel dat er verhalen in staan over echte mensen. De mensen die een belangrijke rol krijgen in het plan van god zijn vaak helemaal geen lieverdjes. Ik denk Bijvoorbeeld aan Mozes die toch de grote profeet van de bevrijding is in zowel jodendom, christendom als islam. Deze Mozes ziet de ellende van zijn volk. Als een van de tot slaafgemaakten uit zijn volk door een Egyptische soldaat wordt afgeranseld, slaat Mozes deze soldaat dood. Daar gaat het plan van god; einde oefening zou je denken. Maar nee, deze toch wel pittige fout die Mozes gemaakt heeft weerhoudt god er niet van hem een belangrijke rol toe te kennen in zijn vredesplan.

Ik denk aan Jacob die een bedrieger is. Jacob die alles doet om het eerstgeboorterecht te verkrijgen. Hij is verre van perfect, maar hij krijgt wel een belangrijke rol als Aartsvader in het grote verhaal van god met de mensen.

Ik denk ook aan koning David die zijn beste vriend op oorlog stuurt waarbij hij zeker weet dat zijn vriend zal omkomen. En dat allemaal omdat hij verliefd is geworden op de vrouw van zijn vriend en haar voor zichzelf wil hebben. Uit het geslacht van deze koning zal messias, de koning van de vrede geboren worden.

Allemaal mensen-mensen met hun kracht én met hun zwakheid. De Bijbel laat ons zien hoe we mens kunnen worden met vallen en opstaan. Maar hoe kunnen we dan weer opstaan als we gevallen zijn? En daaraan gelijk: hoe kunnen we anderen helpen op te staan als ze gevallen zijn. De schrift geeft mogelijk een antwoord op deze twee vragen.

Het antwoord heeft volgens mij te maken met kijken. In de eerste zin van de eerste lezing van vandaag is dit kijken gekoppeld aan bidden. Bidden is verder kijken dan het ons bekende, verder kijken dan het zichtbare. Bidden is je bewust zijn van en je richten op dat wat ons overstijgt, degene die ons overstijgt. Bidden is je blik richten naar boven en naar buiten. Tegelijkertijd is bidden tot inkeer komen en kijken naar je binnenste, naar je diepste zelf. Dan is bidden niet, zoals bij Sinterklaas, een verlanglijstje voorleggen aan god. Daarmee plaats je de verantwoordelijkheid buiten jezelf. De woorden van ons bidden werken als een bewustwording, waarbij we tot het inzicht kunnen komen van onze plek en onze rol in de wereld. In de eerste lezing staat dan ook: ‘Ik bad en inzicht werd mij geschonken, ik smeekte en de geest der wijsheid kwam over mij.’

In het evangelie van deze zondag is meerdere keren te lezen dat Jezus de ander aankijkt. De eerste keer kijkt hij de rijke jongeling aan. Pas bij tweede lezing zag ik hoe Jezus naar deze jongeling kijkt: ‘Jezus kijkt hem liefdevol aan.’ Ook daar ligt misschien wel een sleutel voor ons. De ander zien met compassie. De ander zien en bewogen worden. Dan kunnen we (zoals Maxima liefdevol over onze koning zei) over de ander zeggen: ‘Hij was een beetje dom.’ Zonder de ander meteen helemaal af te branden. Maar tegelijkertijd ook liefdevol naar jezelf kunnen en durven kijken. Want god liefhebben, is jezelf liefhebben, is de ander liefhebben. Dit kan in elke inwisselbare volgorde, maar nooit los van elkaar.

Alleen van jezelf houden levert narcisme op, waarbij de ander alleen maar in dienst staat van jou en jouw behoeftes. Alleen van de ander houden kan slaafse mensen opleveren die niet voor zichzelf kunnen opkomen. Die zo zichzelf wegschenken, dat er eigenlijk niets meer te schenken valt. Alleen van god houden levert mensen op die niet van deze wereld zijn. Zo opgaan in god kan zelfs leiden tot fundamentalisme, waarbij alleen jij weet wat god wil. Deze drie samen vormen een soort garantie voor echte liefde. Misschien is dit wel de humus, de goede grond om te kunnen groeien. Een veilige basis om te kunnen worden wat je wil. Dan kunnen we met Augustinus zeggen: ‘Heb lief en doe wat je wilt.’ Dan is er misschien sprake van leven als eeuwig leven. Dan komt het Koninkrijk van God misschien wel nabij.

Wie kan het Koninkrijk van God binnengaan? Wie wil al hier op aarde bouwen aan dit Rijk van gerechtigheid en vrede? Wie durft zijn nek uit te steken? Net als in het kinderboeken-weekgeschenk wordt ook in de Schrift gezocht naar ménsen die bereid zijn te vechten voor de vrede.

Kennen jullie zo iemand?