Lezingen: Hand.3, 13-15.17-19; 1 Joh.2, 1-5; Lc. 24, 35-48

Overweging
Al meer dan een jaar worden we door het coronavirus geconfronteerd met ziekte en dood. Niet alleen in onze buurt, in onze gemeente, ons land, maar misschien ook in onze familie of onder onze vrienden. Die confrontatie doet ons ongetwijfeld meer dan anders denken aan de dood. Want wie we ook zijn, jong of oud, niemand van ons is onkwetsbaar. Zelfs niet als we ons aan alle opgelegde regels houden. En als we aan de dood denken, ook al is het maar vaag, rijst als vanzelf de vraag op:
en dan? Is dood werkelijk dood, of is er leven na de dood.
Als christenen geloven we in leven na de dood, want we gaan de weg op die Jezus ons is voorgegaan. En dat is een weg die leidt naar lijden en dood, zoals we zagen in de Goede Week. Maar het is ook een weg naar verrijzenis en eeuwig leven, zoals ons met Pasen duidelijk werd.

Eeuwig leven, wat moeten we ons daarbij voorstellen? Misschien kent u het liedje dat in de hemel groot en klein dagelijks op rijstepap met een gouden lepeltje wordt getrakteerd. En als voorproef daarop wordt in onze Abdij ook bij de avondboterham na een begrafenis rijstepap geserveerd. Dagelijks rijstepap, een gekke belofte. Maar vergeleken met wat islamitische terroristen in het vooruitzicht wordt gesteld stelt het niets voor. Tweeënzeventig maagden, wat een perverse belofte.

Wellicht geeft het evangelie van vandaag ons wél een gelovig antwoord op de vraag naar het hoe van het hiernamaals, want we maken direct kennis met de verrezen Jezus. En we zien meteen dat Hij anders is dan vroeger. Ondanks de gesloten ramen en deuren van de verblijfplaats van zijn leerlingen staat Hij plotseling in hun midden. Maar tegelijk zien we dat Hij ook helemaal dezelfde is als voor zijn verrijzenis, want zijn eerste woorden zijn: “Vrede zij U”. En wat heeft Hij ooit anders gedaan dan liefde en vrede verkondigen? Onmiddellijk daarna toont Hij zijn handen en zijn voeten. Die zijn helemaal zoals ze waren bij zijn lijden en dood.
Daarna eet Hij samen met zijn leerlingen, net zoals Hij dat op het laatste avondmaal had gedaan. En daarop zegt Hij: “Dit zijn mijn woorden toen ik nog bij U was: Alles wat in de Wet van Mozes, bij de profeten en in de psalmen over Mij geschreven staat, moet in vervulling gaan”. En wat staat daarin geschreven? Dat Hij liefde en vrede zal brengen. Dat Hij zal lijden en sterven en dat Hij zal verrijzen. Dat zijn dingen die Hij meer dan eens heeft gezegd en die ook Petrus in de eerste lezing van vandaag beklemtoont. En Jezus besluit met te zeggen dat zijn leerlingen van dit alles moeten getuigen.

Het klinkt allemaal heel realistisch, geen fantasie, maar een weergave van de werkelijkheid zoals die zich heeft voorgedaan. Een werkelijkheid waaruit blijkt dat Jezus na zijn dood en verrijzenis dezelfde is als voor zijn verrijzenis. Wellicht krijgen we hiermee dus een antwoord op de vraag van het hoe van het leven na de dood: het wordt een reflectie van het leven op deze wereld. Zoals ons leven is geweest, zo zal het ook in de eeuwigheid zijn. God de Heer zal ons niet belonen of straffen. Hij zal alleen bestendigen war we zelf hebben gekozen. Immers, altijd heeft Hij onze vrijheid gerespecteerd, waarom zou Hij dat dan niet doen na onze dood? Waarom zou Hij ons een eeuwig leven opdringen waar we niet voor gekozen hebben? Hebben we gekozen voor liefde en vrede, dan zullen we liefde en vrede ontmoeten. Hebben we gekozen voor wreedheid en geweld, dan zullen we geen liefde en vrede ontmoeten maar zullen we eeuwig aangewezen zijn op onszelf. Jezus zegt het heel duidelijk in zijn afscheidsrede over het hiernamaals: “Alles wat ge gedaan hebt voor een van de geringsten van mijn broeders, hebt gij voor Mij gedaan. En alles wat gij niet voor een van de geringsten van mijn broeders hebt gedaan, hebt gij ook niet voor mij gedaan.”

Zusters en broeders, De Heer is waarlijk opgestaan. Zoekt Hem niet bij de doden, maar zing mee het hoogste lied, zo zingen we in een van de paasliederen. Laten we dat doen; In woord en gezang het hoogste lied van liefde en vrede verkondigen. Vandaag en alle dagen die ons gegeven zijn.