Er was ooit een televisieprogramma waarbij je het antwoord op de vraag kreeg, en waarbij je de vraag moest zoeken. Dat gevoel kreeg ik ook bij het lezen van het evangelie. We krijgen het antwoord van Jezus te horen: het antwoord dat hij gaf aan Nikodemus. Maar wat was zijn vraag? Op welke vraag gaf Jezus hier antwoord? En dat is toch wel belangrijk, anders weten we nauwelijks waar dit over gaat.

Om de vraag te begrijpen moeten we iets weten van de vraagsteller. Wie is die Nikodemus? Waar komt hij vandaag? Waar is hij mee bezig? Hij was een vooraanstaand inwoner van Jeruzalem, een farizeeƫr, een goed gelovig lid van de joodse gemeenschap. In de duistere nacht, als niemand hem kan zien, komt hij naar Jezus toe. In de duisternis van het leven, anders ga je niet in de nacht bij iemand langs, vraagt hij zich af hoe hij verder moet. En hij vraagt niet zomaar iets onbelangrijks. Het is een serieuze zaak, die hij in het donker aan Jezus wil voorleggen. Hij vraagt om licht in die duisternis. Later in het evangelie zal hij voor Jezus pleiten in het gerechtsgebouw. En ten slotte zien we Nikodemus terug bij het graf van Jezus. Er is dus licht aan de hemel verschenen.

Wanneer ik me dit zo voorstel, dan denk ik dat Nikodemus ergens vastgelopen is in zijn leven. Hij zit met grote vragen, waar geen antwoorden op te geven zijn. Hij blijft in het duister hangen. Kennen wij die niet allemaal? Wanneer we eens even de tijd nemen om over ons leven na te denken; om ons leven de revue te laten passeren. Horen wij dan niet allemaal die vragen in ons hoofd: heb ik het wel goed gedaan? Wat doe ik hier nu eigenlijk? Wat voor zin heeft het? Is er licht te vinden?

We kunnen die vragen en gedachtes afdoen als muizenissen, als gedachtespinsels. Maar dan doen we geen recht aan onszelf. De vragen komen niet voor niets op. Ergens houden wij ons allemaal bezig met die diepe vragen van het leven, zoals Nikodemus. Hij heeft van Jezus gehoord, als buitenstaander. Hij stapt op Jezus af, in de nacht, in het geheim. Hij stelt de grote vragen aan Jezus, vol verwachting, hopend op een antwoord, op verlichting.
En Jezus probeert antwoorden te geven. Maar de vragen zijn zo groot dat er geen antwoorden bij passen. Hoe geef je antwoord op de vraag waartoe al het lijden op de wereld is, zeker in deze coronatijd.  Wat is een concreet antwoord als je vraagt naar de zin van ons bestaan, de zin van jouw persoonlijke leven. Geef maar eens antwoord op de vraag naar hoe de toekomst er uit zal zien. Gaan we weer terug naar het oude normaal? Er zijn geen woorden voor. Jezus kan slechts spreken in beelden en vanuit een diepere laag. En Jezus spreekt over de mensenzoon die opgeheven moet worden, over Gods eniggeboren zoon, over oordelen en veroordelen, over duister en licht.

Nikodemus, zo staat verder in het verhaal te lezen, kan die verheven taal niet begrijpen. Hij blijft hangen in de oppervlakkigheid van de eerste taal, taal van het hier en nu. Hij vraagt om tekens ter bevestiging. Hoe herkenbaar voor ons. Ook wij vragen tekenen en rechtstreekse antwoorden. Getallen van besmetting en hoeveelheden vaccins. Ook wij begrijpen die verheven taal nauwelijks. We hebben er een beeld bij omdat wij het vervolg van het verhaal kennen. De zoon die opgeheven moet worden, is Jezus zelf. Maar het waarom, daar kunnen we nauwelijks bij, dat blijft voor velen een mysterie. Of we zeggen ook: eerst zien en dan geloven, zoals Nikodemus aangeeft door tekenen te vragen.

Wat ik mooi vind in het antwoord van Jezus, is dat hij ingaat op het oordeel. Jezus is niet gekomen om te oordelen. Wie hem gelooft zal eeuwig leven. Het gaat dus om geloof, niet zozeer om daden. Je daden moeten voortkomen uit geloof, geloof in de waarden die Jezus ons aanreikt: liefde en respect, aandacht en gerechtigheid, gemeenschap en bewustwording. Wie daarin gelooft en er naar handelt, mag eeuwig leven verwachten. Jezus is niet gekomen om dat te oordelen en nog minder om dat te veroordelen. Hij is gekomen om te redden; hij zal zijn geloof verkondigen opdat anderen het kunnen overnemen.

In de nacht, in het duister van zijn leven, kwam Nikodemus tot Jezus. In het geheim, want zijn medegelovigen mochten het niet weten. Het was nog maar een klein geloof, dat hem tot Jezus bracht, een mosterdzaadje. Maar hij durfde wel de grote vragen des levens te stellen. Is het voor ons, in deze veertigdagentijd, mogelijk, om die grote vragen aan Jezus voor te leggen? In alle eenvoud, in alle bescheidenheid? Met vol vertrouwen?