Lezingen: Hand 2,14a.36-41; 1 Petrus. 2,20b-25; Joh. 10,1-10

In de versiering op de altaartafel een beeldje van de Goede Herder

Als Johannes in de gelijkenis die we zojuist hoorden spreekt over de Goede Herder naar wie zijn schapen luisteren, wordt dat door de omstanders absoluut niet begrepen. Het onbegrip wordt op ironische wijze vergroot wanneer de omstanders de vraag stellen waarom ze dan wel naar Jezus zouden moeten luisteren. Terwijl luisteren door Jezus nét als één van de essentiële kenmerken van de schapen is genoemd!

Ook wij hebben moeite met dat luisteren. Een schaap volgt braaf zijn herder. Het doet denken aan afhankelijkheid, aan onbekwaamheid om zijn eigen weg te gaan. Wij willen ons leven zelf opbouwen en uitbouwen. Wij willen zelf weten wat we doen en laten, zelf uitmaken wat goed voor ons is, hoe wij onze tijd gaan besteden. Zelfbeschikking en vrijheid zijn grote woorden. We hebben lak aan betutteling en bevoogding, in de zin van het blind volgen van iets of iemand.

Wanneer Jezus ons vergelijkt met schapen van een kudde, dan gaat het niet om afhankelijkheid of domheid. Het gaat om een relatie van liefde en zorg. Hij wijst erop dat hij zijn schapen kent. Maar ook hier kunnen tegenstrijdige gevoelens het ons moeilijk maken. Enerzijds willen we graag dat iemand ons kent. Er zijn nogal wat mensen die lijden onder het feit dat ze – om allerlei redenen – elkaar niet meer kennen of begrijpen. Anderzijds hebben we soms ook wel een wat benauwend gevoel bij de wetenschap dat iemand ons door en door zou kennen. Immers: wanneer iemand ons zo kent dan heeft hij of zij macht over ons.

“Ik ken de mijnen en de mijnen kennen mij”, zegt Jezus. Wanneer dit van God in de Schrift wordt gezegd, dan betekent dit niet alleen maar dat hij weet wie we zijn, maar ook dat hij er voor ons zal zijn. Kennen bij God wil zeggen: liefhebben. En dat betekent: handelen, helpen, redden. Dat was duidelijk de ervaring van het volk van Israël. Daarom heeft dat volk ook over God als een herder gesproken, een herder die zijn volk aan zijn borst drukt en draagt.

Net zoals God herder is, is ook Jezus herder. Hij heeft immers niet alleen gezegd: “Ik ben de goede Herder”, maar ook: “Ik en de Vader zijn één”. Hij doet niet anders dan wat de Vader doet. Hij kent zijn schapen, Hij heeft ze lief, Hij is er voor hem en voor haar. Dat geldt tot de laatste consequentie. De goede herder geeft zijn leven voor de schapen.

Worden wij dan toch graag met schapen vergeleken die gekenmerkt worden door volgzaamheid? Of zou het ook kunnen zijn dat wij de schaapstal van God voor een andere stal hebben verruild. Dat wij in plaats van bij God bij anderen zijn beland. Misschien bij afgoden die ons het paradijs op aarde beloven. Die alleen maar aan hun eigen belang denken en niet aan dat van de ander. Hele industrieën leven van de droom van het paradijs, van de illusie van het geluk. Zij komen niet door de deur zoals de Goede Herder, maar sluipen binnen langs de achterdeur.

Wanneer wij de Goede Herder volgen verliezen we niets van onze vrijheid. Integendeel. Wij horen dan niet meer tot de anonieme massa die doet wat anderen willen, wat anderen voor ideaal houden. Als wij zijn weg volgen kunnen wij vrij leven. Kunnen we ons beschermd voelen door de Goede Herder die ons kent zoals we werkelijk zijn?

Traditiegetrouw is deze zondag van de Goede Herder in de kerk bekend geworden als roepingenzondag. Vroeger werd er op deze dag bijna uitsluitend aandacht geschonken aan de roeping tot religieus leven en tot het priester worden. Dat is niet terecht, dat is veel te weinig. Er zijn binnen de kerk veel meer roepingen te onderscheiden. Bij de professionals natuurlijk de roeping tot permanent diaken, tot pastoraal werkster of – werker. Maar minstens zo belangrijk – en dus absoluut niet te vergeten – is de roeping om vrijwilligerswerk, in wat voor vorm dan ook, voor de kerk te doen. Waar zou de kerk zijn zonder al die duizenden gelovigen die zich met hart en ziel voor haar inzetten? Hoe zou de kudde anders nog bijeengehouden kunnen worden?

Gehoor geven aan een roeping?
Nog steeds kiezen vrouwen en mannen er voor om hun leven te geven ten dienste van de kudde van Gods volk, al zijn het er niet meer zoveel als het wel is geweest. Kiezen om een goede herder of herderin te worden of te zijn. Van een grote of een kleinere kudde, maar geïnspireerd Jezus’ voorbeeld te volgen. Er zijn nog zoveel andere mogelijkheden gehoor te geven aan een roeping. We zullen eigenlijk allemaal een klein beetje herder voor elkaar moeten zijn. En als we daarvoor kiezen gaat het er vooral om vertrouwen te hebben en te schenken. Je vertrouwen te stellen in die ene goede herder; die laat ons nooit in de steek. Zelfs als wij afdwalen zal Hij ons zoeken en weer met de kudde verenigen. We worden vastgehouden, altijd. De goede herder gaat met ons mee. Maar we moeten wel naar zijn stem willen luisteren.